#bijbelse voorstelling
Explore tagged Tumblr posts
Text
Wat? Le Reniement de saint Pierre (1615-1616), Le Jugement de Salomon (1609-1610) met detail, Saint Thomas (rond 1613), Saint Barthélemy (rond 1613), David tenant la tête de Goliath (1620-1630), Le Martyre de saint Barthélemy (1644), Étude pour un Crucifiement de saint Pierre (1624-1626), La Feme à barbe (1631), Lamentation sur le Christ mort (1620-1623), La Mise au tombeau (1616-1624), Lamentation sur le Christ mort (1633) met detail door Jusepe de Ribera
Waar? Tentoonstelling Ribera – Ténèbres et lumière in Petit Palais, Parijs
Wanneer? 19 november 2024
De in Spanje geboren schilder Jusepe de Ribera (1591-1652) werkte zijn hele carrière in Italië. Ik ken Ribera vooral als caravaggist, navolger van Michelangelo Merisi da Caravaggio. Daarmee wil ik echter allerminst zeggen dat hij werk van deze Italiaanse meester klakkeloos nabootste. Overeenkomsten zijn de theatrale gebarentaal, het dramatische clair-obscur en het rauwe realisme. Met name dit laatste tekent het werk van Jusepe de Ribera. Alles komt bij hem voort uit de werkelijkheid, of het nu een bedelaar, een filosoof of een pietà is. Daarbij laat hij onnodige verhalende elementen weg, zodat de achtergrond van zijn werken tot een minimum wordt beperkt.
Ribera’s tijd voor hij Naar Napels verhuisde was lange tijd in nevelen gehuld. Over zijn leven was weinig bekend en werken waren er nauwelijks. In 2002 veranderde dit, toen schilderijen die tot dan toe werden toegeschreven aan ‘de Meester van Het Oordeel van Salomo’ werden geïdentificeerd als werk van Ribera. Het eponiem bleek niet, zoals lang werd gedacht, naar een Franse kunstenaar te verwijzen; maar naar de jonge Spaanse schilder Ribera. Met deze ontdekking werden zestig schilderijen aan zijn oeuvre toegevoegd. In navolging van Caravaggio vernieuwde Ribera religieuze voorstellingen door deze vanuit het ‘echte leven’ te schilderen. Het werk De verloochening van de heilige Petrus grijpt qua compositie duidelijk terug op Caravaggio’s Roeping van de H. Mattheüs. Ook dit werk lijkt meer op een eigentijdse kroegscène dan op een geïdealiseerde Bijbelse voorstelling.
Het eponiem ‘Meester van het oordeel van Salomo’ is ontleend aan het gelijknamige schilderij. De scène is ontleend aan het Bijbelverhaal waarin Salomo een oordeel moet vellen in een zaak waarin twee vrouwen claimen dat een baby van hen is. Als Salomo oordeelt dat het kind dan maar in tweeën moet worden gehakt, wil de ware moeder dat voorkomen door het kind af te staan aan de ander. Salomo wijst vervolgens het kind toe aan de rechtmatige moeder. De scène is uiterst theatraal weergegeven. Het beeld wordt begrensd door links een pilaar en rechts een staande jongeman. De weidse gebaren van de protagonisten worden fel belicht.
Wat betreft de jongeman die links vooraan op het doek staat: die heb ik in deze tentoonstelling al eerder gezien in een vrijwel gelijke pose. Aan het begin van de expositie hing een aantal portretten van apostelen. Eén van hen was Thomas. Ribera hergebruikte blijkbaar bepaalde motieven. Dat geldt niet alleen voor de jongeman die vervolgens als Thomas werd geschilderd, ook de kale man in de schaduw rechts achter de jongeman komen we ook tegen als de apostel Bartelomeüs.
David en Goliath was een populair thema van Caravaggio en zijn navolgers. Ook Ribera schilderde het onderwerp enkele keren. Hier is David afgebeeld als straatschoffie. Het hoofd van Goliath is buitenproportioneel groot weergegeven. Gewelddadige scènes waren een thema dat veelvuldig door de kunstenaar werd geschilderd. Menige martelscène werd door Ribera op realistische wijze geschilderd, zoals die van de Heilige Barthelomeüs. Een voorstudie voor de kruisiging van Petrus laat zien dat de schilder nauwkeurig te werk ging om de martelscènes zo werkelijkheid getrouw mogelijk weer te geven.
Een heel opmerkelijk werk is de vrouw met de baard. We zien een bebaarde vrouw die een baby zoogt. Haar echtgenoot staat achter haar. In 1631 werd Ribera ontboden door de hertog van Alccalá om een ‘natuurwonder’ te schilderen. Op de steenblokken rechts is deze gebeurtenis uitgebreid beschreven. De kunstenaar heeft “naar een levend model” het portret geschilderd van een zekere Magdalena Ventura, een tweeënvijftigjarige vrouw uit Abruzzo bij wie, na drie kinderen te hebben gebaard, op zevenendertigjarige leeftijd een dikke baard groeide.
Het interessante van tentoonstellingen als deze is dat werken die normaal nooit samen te zien zijn, tijdelijk bijeen gebracht worden. Hier is dat het geval met drie versies van de bewening van Christus uit de National Gallery in Londen, het Louvre in Parijs en Museum Thyssen-Bornemisza in Madrid. Het laatste werk heeft een merkwaardig detail. Als je goed kijkt naar de vouwen in het doek bij Christus’ schouder, zie je een oog.
0 notes
Text
Roelandt Savery schilderde landschappen met de dodo
Roelandt Savery schilderde landschappen met de dodo
Onderstaande tekst komt van:
historiek.net; geschreven op 25 april 2011, update 10 oktober 2014
Roelandt Savery (1576-1639, Kortrijk, België) werd geboren in Kortrijk. In verband met godsdienstperikelen vluchtte hij naar Brugge en vervolgens naar Haarlem. Na een vruchtbare periode in de Nederlanden reisde hij naar het keizerlijke hof van Rudolf II (1552-1612) in Praag, waar hij hofschilderwerd.…
View On WordPress
#16-de en 17-de eeuw#Belgie#bijbelse voorstelling#bron#Dieren#dierenliefhebber#dodo#fantastische taferelen#Gilles van Coninxloo#godsdienstperikelen#hofschilder#keurvorst Lichtenstein#Koning Karel I Engeland#Kortrijk#mythologie#prins van Oranje-Nassau#prinses Amalia van Solms#Rudolf II#schilder
0 notes
Photo
Biblical Scene, Museum of the Netherlands
Bijbelse voorstelling, wellicht de profeet Elia bezocht door een engel.
http://hdl.handle.net/10934/RM0001.collect.6105
8 notes
·
View notes
Photo
Adriaen van der Werff
Vandaag op 21 januari 1659 werd Adriaen van der Werff geboren in Rotterdam. Adriaen was een belangrijke schilder tijdens zijn leven, hij was zelfs de hofschilder van Johann Wilhelm, keurvorst van het heilige Roomse rijk. Tijdens zijn leven schilderde Adriaen voornamelijk Bijbelse of mythologische voorstellingen.
Ondanks dat zijn ouders wilden dat Adriaen een dominee werd, besloot hij om een schildersopleiding te volgen op 12 jarige leeftijd bij Eglon Hendrick van der Neer in Rotterdam. Het is best wel interessant dat een 12 jarige jongen tijdens de 17de eeuw zijn eigen weg besloot op te gaan.
Uiteindelijk vestigde hij een naam voor zichzelf en begon zelfstandig te schilderen rond het jaar 1676, hij was toen maar 17 jaar oud. 11 jaar later trouwde Adriaen met Margaretha Rees in het jaar 1687 en 4 jaar later schopte hij het tot hoofdman van het Sint-Lucasgilde, een gilde voor kunstenaars. Door de jaren heen werden zijn schilderijen steeds populairder totdat de keurvorst Johann Wilhelm zijn werken opmerkte in 1696.
Johann Wilhelm was zo onder de indruk dat hij Adriaen inhuurde om zijn portret te schilderen. Vanaf dat moment werd Adriaen een zeer gerespecteerde schilder en werd hij zelfs in de adelstand verheven door Johann Wilhelm. Adriaen schilderde diverse vorsten en aristocraten zoals Gian de Medici, de laatste groothertog van Toscane en John Churchill, hertog van Marlborough. Ook ontmoette hij koning August II van Polen en werden zijn werken gekocht door Frederik de Grote. Zelfs Lodewijk XVI, die ironisch genoeg op 21 januari is onthoofd tijdens de Franse revolutie, had 6 schilderijen van Adriaen in zijn bezit.
Adriaen bleef tijdens zijn leven een succesvolle schilder, iets wat niet vaak voorkwam aangezien de meeste schilders uit de gouden eeuw vaak grote financiële problemen hadden. Hij verdiende echter niet alleen zijn geld met het maken van schilderijen. Adriaen was namelijk ook een architect en hielp mee met het ontwerpen van diverse herenhuizen in Rotterdam, jammer genoeg zijn bijna al zijn huizen vernietigd in 1940 tijdens het bombardement van Rotterdam.
Adriaen stierf op 12 november 1722 in zijn geboortestad Rotterdam. Hij werd begraven in Rotterdam en de kerkklokken luidden wel 4 uur lang tijdens zijn begrafenis, een mooi eerbetoon voor een begaafde schilder die zichzelf tot adelstand heeft weten te verheffen.
Hier zijn een paar van zijn werken: Een unieke zelfportret van Adriaen waarin ook nog een portret is te zien van zijn vrouw en dochter. Portret van John Churchill, 1704. Bijbels voorstelling van Abram. De vlucht naar Egypte, 1710. The burial of Jesus, 1703.
7 notes
·
View notes
Text
Tweespalt
Vrijdag ontmoette ik in de boekhandel een collega-kunstenaar, die ik in vijftien jaar niet meer had gezien. We dronken koffie en het gesprek ontspon zich in grote vertrouwdheid en vanzelfsprekendheid. We bekenden elkaar een groeiende afstand tot de kunstwereld. Donderdag zag ik enkele tentoonstellingen, ontmoetingen met mijn eigen (kunst)geschiedenis. Zaterdag zag ik 'Werk ohne Autor', de film gebaseerd op het leven van de schilder Gerhard Richter. De nogal karikaturale ontmoeting van de uit de DDR gevluchte kunstenaar met het zinderende kunststudenten-leven op een academie in het vrije Westen, Düsseldorf in de jaren zestig, brachten vele herinneringen aan mijn eigen studententijd terug. Het leek de week van de geschiedenis wel.
En toen opeens kwam een foto binnen op mijn telefoon, gestuurd door de dochter van mijn overleden (half)broer Jan. Het voorbijgaan van de tijd was op dat moment niet een kwestie van reminiscentie, niet van reflectie, maar drong onmiddellijk binnen, ergens in mijn borstgebied. Een stil 'oh' ontsnapte mij. Het was een foto die ik nooit eerder zag.
Het moet in de winter van '56 en '57 zijn. De armzalige kamer is in het pension waar wij als gezin een half jaar verbleven. Aan de muur hangen de parafernalia van een leven in beweging: een batikdoek, teken van wat voorgoed voorbij is, een Arabisch wandkleed, gekocht in Aden tijdens de overtocht per boot, steeds verder verwijderd van het oude land, een Bijbelse prent van Moeder (“Waar geloof daar liefde, waar liefde daar hoop...”), een geborduurd kleed met een tafereel van kevers als personages, de armoedige bedden, dicht op elkaar. En dan mijn grote broer Jan. Was hij al klaar met de Hogere Zeevaartschool? Zie hoe krachtig, jong en gefocust hij is. Zie hoe hij zijn kleine zusje vasthoudt. Daar ben ik niet dat voortvarende en nieuwsgierige kind, zoals ik mijzelf graag voorstel in die tijd. Ik zie in de foto vooral de tweespalt van onze gezinssituatie: een leven dat wacht en een leven dat voorbij is, een leven dat vorm aanneemt en een leven dat nog ongevormd is. Een rechte lijn met het leven in een AZC nu.
Hoe een beeld zich nestelt in in mijn geest en in mijn borststreek.
5 notes
·
View notes
Text
Tate Modern
Tijdens de schoolreis naar London heb ik Tate Modern bezocht. Op de vierde vloer van het museum kregen we de kans om een gratis rondleiding te volgen. ik ga drie kunstwerken bespreken die mij het meest aanspraken tijdens de rondleiding;
Valentine - Evelyne Axell (1966)
Valentine is gemaakt door de Belgische kunstenaar Evelyne Axell, een van de eerste vrouwelijke artietsen die popart volledig omarmde. Op het schilderij zien we de silhouet van een vrouw met een open rits die haar vrouwelijke figuren blootstelt. Naast de vrouw hangt een witte ruimtehelm. Axell engageerde zich tijdens haar carrière met een feministische voorstelling van de emancipatie van de seksualiteit van de vrouw. Ze verheerlijkt de vrouwelijke seksualiteit en fantasieën. Het werd gemaakt tijdens de ruimtewedstrijd in de jaren zestig, toen de Verenigde Staten en de Sovjetunie strijden om een dominante positie in de ruimtevaart. De vrouw op het schilderij is Sovjetkosmonaut Valentina Tereshkova, de eerste vrouw in de ruimte. Axell beschrijft Valentine zowel als een feministische heldin als een monument voor vrouwelijke erotiek.
Insertions into Ideological Circuits: Coca-Cola Project - Cildo Meireles (1970)
Meireles bedrukte een aantal Coca-Cola flessen met slogans zoals “Yankees go home” of met instructies voor het maken van Molotov-cocktails. Hij plaatste ze nadien terug in het circuit die de flesjes normaal zouden afleggen. hij beschreef dit als een daad van subversieve 'mobiele graffiti', uitgevaardigd onder de militaire dictatuur van Brazilië. Hij zag het systeem van het recyclen van lege flessen als een manier om een politieke boodschap te laten circuleren.
Babel - Cildo Meireles (2001)
Het kunstwerk is een grote toren gemaakt van honderden tweedehands radio’s. De radio's zijn afgestemd op een groot aantal verschillende stations en zijn afgesteld op het minimale volume waarop ze hoorbaar zijn. Samen vormen ze een kakafonie van laag, continu geluid, resulterend in onverstaanbare informatie, stemmen of muziek. Hij beschrijft het als een Toren van Babel, die gerelateerd is aan het bijbelse verhaal van een toren die hoog genoeg is om de hemel te bereiken, die, door God te beledigen, ervoor zorgde dat de bouwers in verschillende talen spraken. Hun onvermogen om met elkaar te communiceren zorgde ervoor dat ze verdeeld raakten en zich over de aarde verspreidden en bovendien de bron werden van alle conflicten van de mensheid.
1 note
·
View note
Text
De 10 Foto's Met Een Lang Verhaal Staan in een blog, op Tumblr. 108
Pauluskerk is de naam van een kerkgebouw aan de Mauritsweg in het centrum van Rotterdam. De eerste Pauluskerk daar werd in 1960. in gebruik genomen door de hervormde gemeente Rotterdam (thans onderdeel van de Protestantse Kerk in Nederland)
en werd in 2007 gesloopt. Op dezelfde plaats hervatte men in 2013 de kerkelijke activiteiten in een nieuw futuristisch ogend bouwwerk, een ontwerp van de Engelse architect Will Alsop.
Het bijbelse motto van de kerk is ontleend aan de brief van Paulus aan de Romeinen: Overwin het Kwade, door het Goede. De kerk werd vooral bekend vanwege de opvang van mensen van de onderkant van de samenleving, waaronder drugsverslaafden, dak-en thuislozen en vluchtelingen, waar vanaf 1980 - onder leiding van dominee Hans Visser - de kerk meer en meer een centrum voor werd.
Het kerkgebouw werd in 2007 gesloopt ten behoeve van de bouw van een appartementencomplex. Afgesproken werd dat er wel weer een nieuw godshuis op ongeveer dezelfde plaats zou verrijzen.
Sinds 2007 was een tijdelijke ruimte in gebruik schuin tegenover de bouwplaats. Het Pauluskerkwerk werd daar deels voortgezet. Er werden kerkdiensten gehouden en hulp geboden, ook werden er regelmatig bijeenkomsten en debatten georganiseerd over thema's die leven in de samenleving en de doelgroep van de kerk raken. Met de opvang van drugsverslaafden stopte men in 2007.
Het nieuwe futuristisch ogende gebouw van de Pauluskerk werd op 2 juni 2013 door de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb geopend. Het nieuwe gebouw naast het Calypso-appartementencomplex telt vier etages. Het kerkgebouw zal functioneren als multifunctionele accommodatie. De Pauluskerk blijft een diaconaal centrum waar iedereen binnen kan lopen. Er zijn ruimtes voor maatschappelijk en diaconaal werk, voor medische zorg, voor vluchtelingenhulp, voor hulp bij terugkeer van vluchtelingen naar het land van herkomst, voor kunst en muziek door bezoekers en voor tijdelijke huisvesting. Buurtbewoners en andere derden kunnen van ruimtes gebruikmaken. De kerk herbergt een grote, multifunctionele kerkzaal met daarnaast een stilte-ruimte voor bijvoorbeeld trouw- en rouwdiensten. Er is ook weer een orgel in de kerk dat tevens bedoeld is als les- en studie-instrument.
De fotograaf is Ary Groeneveld en de foto komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt van Wikipedia.
Bron, Rotterdam van Toen, Stads Archief Rotterdam
Gezicht op de Coolsingel en korenmolen De Hoop, op de voorgrond burgemeester Zimmerman, 1908.
Het ambacht Cool komt reeds voor omstreeks 1280. In 1596 kocht de stad de ambachtsheerlijkheid Cool, Blommersdijk en Beukelsdijk van Jonkheer Jacob van Almonde. Bij Koninklijk Besluit van 20 september 1809 werd het ambacht Beukelsdijk, Oost- en West-Blommersdijk, genaamd Cool, tot een zelfstandige gemeente verheven. In 1811 werd Cool door Rotterdam geannexeerd.
Naast het ambacht had men ook nog de polder Cool. Deze lag tussen de Rotterdamse en Delfshavense Schie. Deze werd in 1925 opgeheven. Een gedeelte van het grondgebied van Cool was reeds in 1358 bij de stad getrokken na de vergunning van hertog Aelbrecht van Beieren om grachten om de stad te graven en het stadsgebied te vergroten met het Rodezand in het ambacht Cool. De Coolvest scheidde voortaan stad en ambacht. In 1480 is er al sprake van de singel tegenover de vest achter Bulgersteyn, later Coolsingel genoemd. De singel is in verband met de aanleg van een brede verkeersweg in de jaren 1913-1922 geheel gedempt. De naam Coolvest is daardoor verdwenen.
Korenmolen De Hoop was een stellingmolen aan de Coolvest (na demping daarvan tot Coolsingel hernoemd in 1923) in Rotterdam. De molen werd in 1736 door Gerrit van Driel gebouwd op de plaats van de Roomolen, een poldermolen die in 1619 op de Heer Jan Vettentoren was gebouwd. De molen werd in 1920 gesloopt voor de aanleg van de Coolsingel en de bouw van de huidige Beurs.
Alfred Rudolph Zimmerman (Amsterdam, 17 januari 1869 - Velp, 2 juli 1939) was een Nederlands oud-/vrij-liberaal politicus. Hij bekleedde diverse openbare functies waaronder die van burgemeester van Rotterdam.
Zimmerman stond bekend als een krachtdadig figuur, zo trad hij als burgemeester van Rotterdam tamelijk autoritair op en maakte hij zich sterk voor de ontwikkeling van de stad en de haven. Onder zijn bewind werd het huidige Stadhuis van Rotterdam gebouwd.
De fotograaf is Henri Berssenbrugge en de foto komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt eveneens uit het Stadsarchief Rotterdam en van Wikipedia.
Bron, Rotterdam van Toen, Stads Archief Rotterdam
Gezicht op huizen van een hofje in de Warmoeziersstraat, 1908. Het hofje lag tussen de Jonker Fransstraat en de Meermanstraat aan de noordzijde.
De Warmoeziersstraat dankt haar naam aan de in de nabijheid liggende warmoeziersbedrijven (tuindersbedrijven). De straat heette van 1939 tot 1942 Tuinderstraat.
De Jonker Fransstraat draagt de naam van Jonker Frans van Brederode (1466-1490), die als aanvoerder van de Hoeken in 1488 Rotterdam tegen Maximiliaan van Oostenrijk wist te verdedigen. In de volksmond werd de straat wel Jonker Frankenstraat genoemd naar analogie van de vooroorlogse Lange en Korte Frankenstraat.
De Meermanstraat draagt de naam van Gerard Meerman, 1722-1771, van 1748 tot 1766 pensionaris van Rotterdam. Hij had een grote naam als rechtsgeleerde en staatsman. Ook was hij bekend als boekenverzamelaar en als beoefenaar van de letteren.
De fotograaf is Henri Berssenbrugge en de foto komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt eveneens uit het Stadsarchief Rotterdam.
Bron, Rotterdam van Toen, Stads Archief Rotterdam
De Veemarkt met huizen en café's, 1938-1939.
De vergunning voor het houden van een veemarkt in Rotterdam dateert uit 1299. Tot 1853 werd de veemarkt op de Nieuwemarkt gehouden. Omdat dit nogal wat overlast voor de bevolking gaf, week zij uit naar het Hofplein. In 1867 werd besloten de veemarkt te verplaatsen naar het gebied tussen de Boezemsingel en de Goudse Rijweg.
De veemarkten werden elke week op maandag en dinsdag gehouden: op maandag met name voor de schapen en varkens en op dinsdag voor de paarden en koeien. Het grootste gedeelte van het aangevoerde vee was bestemd voor de consumptie en ging na de verkoop naar het openbaar slachthuis (abattoir) aan de Boezemstraat. Dit werd in 1883 gebouwd. Het was voor die tijd een modern gebouw met een laboratorium en grote koelcellen. Het lag achter de Boezemstraat en de Sophiakade. Het abattoir bezorgde veel Crooswijkers werk. In 1981 werd het abattoir in Crooswijk gesloten, nadat al in 1974 de veemarkt verplaatst werd naar de Spaansepolder.
De foto komt uit de fotocollectie van het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt van http://www.verborgenkwaliteitenvancrooswijk.nl/Downhome/Topic2
Bron, Rotterdam van Toen, Stads Archief Rotterdam
Transformatorhuis en Carel's patat op de Nieuwe Binnenweg ter hoogte van de Claes de Vrieselaan, 22 januari 1978.
Claes de Vriese kreeg rond 1270 van graaf Floris V vergunning om Schoonderloo te bedijken. Schoonderloo was een dorpje tussen Delfshaven en Rotterdam.
Al in 1454 liep door de Coolpolder een binnenweg van Rotterdam naar Schoonderloo. Ze werd Coolsche weg of Binnenweg genoemd. De Binnenweg had een afslag naar Delfshaven; het laatste gedeelte komt voor als Schoonderloosche of Delfshavensche weg of Binnenweg, maar heet na 1610 gewoonlijk Geldelooze pad. Hier vandaan liep een uitpad over een vonder of passerel naar de Ossewei en daarover naar het Lage Erf. De bebouwing aan de Binnenweg bij Rotterdam had in de 17de eeuw de tegenwoordige Mauritsstraat bereikt; in 1706 werd dit gedeelte bestraat en met bomen beplant. Pas het graven van de Westersingel bracht hierin verandering. Ten westen daarvan op Delfshavens grondgebied kwamen toen ook straten en sinds 1852 bestaan er plannen om de Binnenweg te verbeteren en een betere verkeersweg te maken tussen Rotterdam en Delfshaven. In 1876 werd daarmee begonnen.
De foto komt uit de fotocollectie van het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt eveneens uit het Stadsarchief Rotterdam.
Bron, Rotterdam van Toen, Stads Archief Rotterdam
De Rosestraat met een tram van de R.T.M., 1960-1965.
Deze straat is vernoemd naar Willem Nicolaas Rose, 1801-1877, van 1839 tot 1855 directeur en van 1855 tot 1877 ingenieur van gemeentewerken. Van hem zijn onder meer de eerste plannen voor havenuitbreiding op Feijenoord afkomstig. Tevens is hij de ontwerper van het Waterproject en van het Ziekenhuis aan de Coolsingel. De Rose-Spoorstraat loopt van de Rosestraat over de spoorlijn naar de Persoonshaven. De Rosebrug is de hoge voetgangersbrug in de 2de Rosestraat over de havenspoorlijn.
Willem Nicolaas Rose (Cheribon, 8 januari 1801 — Den Haag, 9 oktober 1877) was een Nederlandse architect, ingenieur-adviseur en officier. Hij was stadsarchitect van Rotterdam van 1839 tot 1855 en rijksbouwmeester van 1858 tot 1867.
Rose kreeg zijn opleiding bij de Artillerie- en Genieschool in Delft. Tot 1839 was Rose nog luitenant der genie (op dat moment gelegerd te Maastricht) maar had zich op het gebied van de bouwkunst al een grote naam verworven. Voor 1839 gaf hij ook korte tijd les aan de Koninklijke Militaire Academie.
Rose werd in 1839 aangesteld als stadsarchitect van Rotterdam als opvolger van Pieter Adams, en dient in deze functie tot 1855. In de laatste jaren had hij bij het gemeentebestuur gepleit voor de oprichting van een Dienst Gemeentewerken, en in 1854 nam de stad dit voorstel over. In 1855 ging deze dienst van start met de voormalig stadsarchitect van Purmerend, W.A. Scholten, aan het roer. Van 1855 tot 1877 bleef Rose betrokken als ingenieur-adviseur van de Gemeente Rotterdam, en van 1858 tot 1867 was hij tevens Rijksbouwmeester.
De foto komt uit de collectie van het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt eveneens uit het Stadsarchief Rotterdam en van Wikipedia.
Bron, Rotterdam van Toen, Stads Archief Rotterdam
Vishandel P. de Vlaam op de hoek van de Coolvest en Karrensteeg, 1875-1885.
Deze steeg dankte haar naam aan het Stadskarrenhuis of de Stadspaardenstal. Deze was vroeger gelegen aan de Binnenvest bij de Coolscheweg of de Binnenwegse Poort, nadat de oude Schiedamse Poort was afgebroken. De vroedschap besloot in 1664 tot de verkoop van dit karrenhuis met de naastgelegen erven, nadat een nieuw pand was gebouwd bij de Oostpoort. In het midden van de 17de eeuw schijnt de steeg deze naam te hebben ontvangen. De steeg liep van de Schiedamsedijk naar de Schiedamsesingel ter hoogte van het huidige Churchillplein. Bij besluit B&W 3 november 1939 werd de naam ingetrokken.
Het ambacht Cool komt al voor omstreeks 1280. In 1596 kocht de stad de ambachtsheerlijkheid Cool, Blommersdijk en Beukelsdijk van Jonkheer Jacob van Almonde. Bij Koninklijk Besluit van 20 september 1809 werd het ambacht Beukelsdijk, Oost- en West-Blommersdijk, genaamd Cool, tot een zelfstandige gemeente verheven. In 1811 werd Cool door Rotterdam geannexeerd. Naast het ambacht had men ook nog de polder Cool. Deze lag tussen de Rotterdamse en Delfshavense Schie. Deze werd in 1925 opgeheven.
Een gedeelte van het grondgebied van Cool was reeds in 1358 bij de stad getrokken na de vergunning van hertog Aelbrecht van Beieren om grachten om de stad te graven en het stadsgebied te vergroten met het Rodezand in het ambacht Cool. De Coolvest scheidde voortaan stad en ambacht.
De foto komt uit de fotocollectie van het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt eveneens uit het Stadsarchief Rotterdam.
Bron, Rotterdam van Toen, Stads Archief Rotterdam
De Rochussenstraat met restaurant Old Dutch, 1946.
Het etablissement werd gesticht in 1932 als de Bodega Old Dutch aan de Coolsingel en was eigendom van Toon en Wim Mannes. Het was een favoriete uitgaansplek voor welgestelde Rotterdammers. Op 14 mei 1940 brandde Old Dutch af als gevolg van het bombardement op Rotterdam. Op 29 december van hetzelfde jaar openden de gebroeders Mannes een nieuwe bodega met restaurant aan de Rochussenstraat.
In 1967 was Old Dutch een van de oprichters van de culinaire organisatie Alliance Gastronomique Néerlandaise, ze werd bij die gelegenheid vertegenwoordigd door M.W. Mannes. De familie Mannes bleef eigenaar van het restaurant tot en met 1975.
Old Dutch is het laatst overgebleven gebouw van een noodwinkelcentrum dat in het begin van de Tweede Wereldoorlog werd gebouwd om winkels te vervangen die tijdens het bombardement van mei 1940 verloren waren gegaan. Oorspronkelijk bedoeld als een tijdelijk gebouw, is het permanent in gebruik gebleven als onderkomen voor het restaurant. In de bodega is er plaats voor 200 mensen en in het restaurant kunnen 60 mensen plaatsnemen. Het gebouw is door architect J.A. Lelieveldt ontworpen in cottagestijl.
De entourage en het interieur zijn sinds de opening in 1940 min of meer hetzelfde gebleven. Tegen de zin van de eigenaar Aad van der Stel is het gebouw vanwege de cultuurhistorische waarde geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst.
De foto is gemaakt door de Dienst Gemeentewerken en komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt van Wikipedia.
Bron, Rotterdam van Toen, Stads Archief Rotterdam
Op de hoek van de Boergoensestraat (nr. 41a) en de Frans Bekkerstraat, 1920-1930 (geschat).
Boergoens is een verbasterde afleiding van Bourgondië. Karel de Stoute (1433-1477) was hertog van Bourgondië en heer van Charlois. Bourgondië is een Franse streek waar goede wijnen worden geproduceerd.
Het hertogdom Bourgondië was tussen 918 en het einde van de vijftiende eeuw een in hoge mate zelfstandig gebied binnen het Koninkrijk Frankrijk. Het Hertogdom Bourgondië bereikte zijn hoogtepunt in het midden van de vijftiende eeuw, maar werd enkele decennia later ingelijfd door de koning van Frankrijk.
In de vijftiende eeuw vormde het hertogdom de kern van het Bourgondische Rijk, dat bestond uit een groot aantal verenigde gewesten, zowel in Frankrijk als in het Heilige Roomse Rijk.
Frans Bekker (1826-1894) was lid van de gemeenteraad van Charlois, dijkgraaf van de polders Charlois en Robbenoord en Plompert, en voorzitter van het waterschapsbestuur De Koedood.
De foto komt uit de fotocollectie van het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt eveneens uit het Stadsarchief Rotterdam en van Wikipedia.
Bron, Rotterdam van Toen, Stads Archief Rotterdam
De Waalse kerk bij de Boshoek en Schiedamse Vest, 1926.
De Waalse Kerk met aangrenzende kosterswoning in Rotterdam is gelegen in het Centrum aan de Schiedamse Vest en is een rijksmonument, de kerk en de kosterswoning zijn in 1923-1925 gebouwd in een traditionalistische stijl, enigszins in de trant van Kropholler, naar ontwerp van J. Verheul Dzn. en J. van Wijngaarden.
De kerk vervangt de oude zeventiende-eeuwse Waalse kerk aan het noordwest-einde van de Hoogstraat, waaruit het vrijwel originele Bätz-Witte orgel uit omstreeks 1865 is overgenomen. De nieuwe Waalse kerk was oorspronkelijk gesitueerd aan een restant van de oorspronkelijke westelijke stadsvest, die tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gedempt. Het interieur is voorzien van smeedijzeren/bronzen lichtarmaturen, plafondlampen, gezangborden en elektrische kachels naar ontwerp van W.H. Gispen.
Aan de eerste eigenaar, Mathijs Bos, en diens opvolgers, en aan de vorm van het bolwerk is de naam Boshoek te danken. Op 24 juni 1718 werd Mathijs Bos eigenaar van drie erven aan de Baan op stadsgrond. Hij stichtte hierop een branderij, ruwstokerij en mouterij. De vroedschap besloot in 1734 een straat daarheen aan te leggen. Op de plattegrond van 1800 komt de straat reeds onder deze naam voor. De huidige Boshoek ligt dicht bij de vooroorlogse straat van die naam.
De foto komt uit de fotocollectie van het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt eveneens uit het Stadsarchief Rotterdam en van Wikipedia.
Bron, Rotterdam van Toen, Stads Archief Rotterdam
0 notes
Text
De opname van de gelovigen: De ware betekenis ervan
Chen Li liep na een bijeenkomst naar huis en dacht na over wat zuster Wang haar zojuist had gezegd over dat de Heer Jezus al was wedergekeerd en haar had gevraagd die middag naar haar huis te komen om naar een preek te luisteren. Toen ze nadacht over wat zuster Wang had gezegd, vroeg ze zichzelf onwillekeurig af: “De Heer Jezus deed ons een belofte: ‘Ik ga heen om een plaats voor jullie te bereiden. Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug. Dan zal ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar ik ben’ (Joh. 14:2–3). Hij keerde terug naar de hemel op een witte wolk, de plek die Hij voor ons bereid moet dus in de hemel zijn, en wanneer de Heer wederkeert zal Hij ons rechtstreeks opnemen in het koninkrijk van de hemel. Daarnaast vertellen ook voorgangers en ouderlingen vaak dat wanneer Hij wederkeert we zullen worden opgenomen om de Heer te ontmoeten – we zullen met Hem samen zijn. Als de Heer Jezus al zou zijn wedergekeerd zouden we reeds door Hem moeten zijn opgenomen, waarom zijn we dus nog steeds allemaal op aarde?” Bij deze gedachte fronste Chen Li haar wenkbrauwen. Twijfel tekende zich af op haar gezicht.
Precies op dat moment tikte iemand achter Chen Li haar plotseling op de schouder. Ze keek om en zag haar goede vriendin Han Meihua – ze hadden elkaar jarenlang niet gezien. Chen Li schoot te binnen dat Han Meihua altijd aan het rondreizen was om te preken en dat ze een behoorlijk zuiver begrip van de Bijbel had. Wanneer ze de Schrift las kwam ze vaak tot nieuwe verlichting en nieuw begrip. Ze realiseerde zich dat deze gelegenheid door de Heer was gecreëerd en haastte zich dus haar dilemma te delen en nodigde Han Meihua bij haar thuis uit.
Betekent opname werkelijk opgenomen te worden in de hemel?
Chen Li schonk Han Meihua een kopje water in en ging naast haar zitten. Han Meihua keek Chen Li aan en sprak plechtig: “Zuster Chen, de vraag die je net hebt gesteld is essentieel voor het beantwoorden van de kwestie of we wel of niet in staat zijn de Heer te verwelkomen. Ik was onlangs in een bijeenkomst met een paar andere medewerkers en deed via onze communicatie enig nieuw inzicht op over deze kwestie.” Chen Li’s ogen lichtten op – ze kon niet wachten Han Mehua’s communicatie te horen. Han Meihua vervolgde: “We hebben altijd gewacht tot de Heer zou komen en ons op zou nemen in het koninkrijk van de hemel, waar we de Heer zullen ontmoeten. Maar hebben we er ooit over nagedacht of dit soort geloof van ons wel in overeenstemming is met de waarheid en werkelijkheid van Gods werk? Betekent opgenomen worden werkelijk dat we worden opgetild naar de hemel? De Heer Jezus sprak: ‘Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon?’ (Joh. 3:13). De Heer vertelde ons duidelijk dat buiten Hem geen mens naar de hemel was opgevaren. De hemel is de verblijfplaats van God en God alleen kan opstijgen naar de hoogste hoogten. Hoe kunnen wij, verdorven menselijke wezens, dan opstijgen naar de hoogste hoogten en God zien? Trouwens, in het begin schiep God de mensen op aarde, zoals vastgelegd in Genesis 2:7-8: staat: ‘En Jehova God vormde de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens een levende ziel. Jehova God plantte ook een hof in het oosten in Eden en Hij plaatste daar de mens die Hij gevormd had.’ God gebruikte het stof van de aarde om onze voorvaderen Adam en Eva te scheppen en daarna plaatste Hij hen in de Hof van Eden om daar te leven. Hieruit kunnen we opmaken dat de reikwijdte van het leven dat God ons heeft voorgeschreven is beperkt tot de aarde, en zich niet tot in de hemel uitstrekt. We kunnen dit ook verifiëren aan de hand van de feiten van Gods werk. Het is net als toen God de aarde met de zondvloed vernietigde. Hij wilde Noach redden, maar nam Noach niet op in de hemel om te ontsnappen aan de zondvloed. In plaats daarvan beval Hij Noach een ark te bouwen en liet hem en zeven andere familieleden erin de zondvloed uitzitten. Nadat de zondvloed voorbij was zetten Noach en zijn familie hun leven op aarde voort en floreerden. Zo waren er ook de Israëlieten die tot slaven werden gemaakt door de farao van Egypte. Ze riepen tot God en vroegen Hem hen uit dit leven van ontbering te leiden. God beantwoordde hun roep, maar Hij nam hen niet op in de hemel. In plaats daarvan gebruikte Hij Mozes om hen uit Egypte te leiden en vaardigde door Mozes de wet en de geboden uit om de Israëlieten tijdens hun leven op aarde tot leidraad te dienen. Tegen het einde van het Tijdperk van de Wet werden de Israëlieten geconfronteerd met het gevaar dat ze vanwege het schenden van de wet zouden worden veroordeeld en gedood. God wilde de mensheid redden van de zonde, maar Hij nam mensen niet rechtstreeks op in de hemel en liet ze ook niet zelf opgaan om een zondoffer te verwerven. In plaats daarvan werd Hij persoonlijk vlees als de Heer Jezus en kwam naar de aarde, waar Hij werd gekruisigd en een zondoffer voor de mensheid werd. Dit laat allemaal zien dat al het werk dat God gedurende millennia heeft gedaan, op aarde is uitgevoerd en dat wij mensen altijd op aarde hebben geleefd en dat we op aarde in God hebben geloofd en Hem hebben vereerd. Dit is waar we Gods werk en woorden ervaren – geen enkel mens is ooit opgenomen in de hemel.
Niet alleen dat, maar de Bijbel heeft ook duidelijk geprofeteerd dat Gods koninkrijk in de laatste dagen op aarde zal worden gevestigd, net als in het Onze Vader dat de Heer Jezus ons heeft geleerd wordt gezegd: ‘Bid daarom als volgt: Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel’ (Mat. 6:9–10). En in Openbaring 21:2-3 staat de profetie: ‘De heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, daalt van God neer uit de hemel … Ziet, het tabernakel van God is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen Zijn volk zijn. God Zelf zal bij hen zijn, en Hij zal hun God zijn.’ Er is er nog een in hoofdstuk 11:15: ‘De koninkrijken van deze wereld zijn de koninkrijken van onze Heer geworden en van Zijn Christus; en Hij zal voor eeuwig en altijd heersen.’ Daarnaast zijn er nog deze dingen uit de woorden en profetieën van de Heer Jezus: ‘laat uw koninkrijk komen,’ ‘het tabernakel van God is onder de mensen’ en ‘het nieuwe Jeruzalem, daalt van God neer uit de hemel.’ Deze tonen allemaal aan dat, wanneer de Heer Jezus wederkeert, Hij Zijn koninkrijk op aarde zal vestigen, niet in de hemel. God gaat onder de mensen op aarde leven en alle naties op de aarde zullen tot in eeuwigheid naties van Christus worden. Zuster Chen, je hebt hier nu meer duidelijkheid over gekregen, nietwaar? Wanneer de Heer Jezus wederkomt in de laatste dagen zal Hij Gods wil uitvoeren en Zijn koninkrijk vestigen. Maar wij, verdorven menselijke wezens, gewone stervelingen, willen altijd maar worden opgenomen in de hemel en de Heer in de lucht ontmoeten. Is dat niet volkomen onrealistisch? Is het niet in tegenspraak met de wil van de Heer? Dit toont ons aan dat ons idee van te worden opgenomen in de hemel wanneer de Heer wederkomt en Hem te ontmoeten in de lucht, in het geheel niet overeenstemt met de woorden van God, noch met de Bijbelse profetieën. Het is niet meer dan onze opvattingen en voorstelling! Als we hieraan blijven vasthouden en niet op andere gedachten worden gebracht, zullen we nooit kunnen worden opgenomen tot voor de Heer!”
Toen ze dit hoorde was Chen Li verbijsterd en sprak: “De Heer zij dank! Door deze communicatie begrijp ik het nu. God heeft dus de hele tijd op de aarde gewerkt en de mensheid geleid, en we hebben Hem altijd op aarde en niet in de hemel gevolgd en aanbeden. De Heer Jezus heeft ons ook opgedragen te bidden dat Gods wil op aarde wordt gedaan en er is een aantal profetieën in het boek Openbaring dat God in de laatste dagen Zijn koninkrijk op aarde zal vestigen. Maar we hebben niet diep nagedacht over de woorden van de Heer en we hebben daarin niet gezocht, in plaats daarvan wachten we er blindelings op dat de Heer komt en ons opneemt in de hemel. Dit is volkomen strijdig met Gods woorden! Dit betekent dus dat ons wachten op de Heer om te komen en ons op te nemen in de hemel, zodat we Hem in de lucht kunnen ontmoeten, volstrekt niet overeenkomstig de wil van de Heer is, maar slechts onze eigen opvatting, onze eigen voorstelling. Oh, Meihua, als de opname niet betekent dat we worden opgenomen in de hemel en de Heer in de lucht ontmoeten, wat betekent het dan wel? Ik wil graag meer communicatie horen.”
De ware betekenis van de opname
Han Meihua glimlachte en zei: “Wat betreft het worden opgenomen – er is hier sprake van een mysterie dat wij menselijke wezen niet kunnen doorgronden en niet duidelijk kunnen uitleggen. Ik heb echter onlangs iets in een boek gelezen en nu begrijp ik wat het werkelijk betekent. Laten we er samen eens naar kijken.” Toen ze dit hoorde, knikte Chen Li blij en Han Meihua trok al pratend een boek uit haar tas. Ze opende het en las het volgende: “‘Opgenomen worden’ is niet van een lagere plek naar een hogere plek gaan zoals mensen zich inbeelden. Dit is een grote vergissing. Opgenomen worden verwijst naar mijn voorbestemming en uitverkiezing. Het is bedoeld voor allen die ik voorbestemd en uitverkoren heb. … Zij die in de toekomst een aandeel in mijn huis hebben, zijn allemaal mensen die voor mijn aangezicht zijn opgenomen. Dit is absoluut waar, onveranderlijk en kan door niemand weerlegd worden. Dit is de tegenaanval jegens Satan. Iedereen die ik voorbestemd heb, zal voor mijn aangezicht opgenomen worden”. Han Meihua deelde toen de volgende communicatie: “We kunnen uit deze passage opmaken dat opgenomen worden in het geheel niet is wat we denken dat het is, het opheffen van mensen van de aarde naar de hemel of het worden opgeheven in de lucht om de Heer te ontmoeten. In plaats daarvan verwijst het naar de tijd dat de Heer Jezus wederkeert naar de aarde en al degenen die zijn gepredestineerd, door God vooraf zijn uitgekozen, in staat zullen zijn Zijn stem in Zijn woorden te herkennen, en Gods nieuwe werk zullen aanvaarden en zich eraan onderwerpen. Ze zullen in Gods voetstappen volgen en worden opgenomen voor Gods troon. Dit is de werkelijke betekenis van opname.
We bevinden ons nu in de laatste dagen en de Heer Jezus profeteerde dat Hij zou wederkeren. Hij vertelde ons ook heel duidelijk: ‘Ik heb jullie nog veel meer te zeggen, maar jullie kunnen het nog niet verdragen. De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid’ (Joh. 16:12–13). ‘Hij die mij verwerpt en mijn woorden niet ontvangt, wordt geoordeeld: Het woord dat ik heb gesproken zal hetzelfde zijn dat hem op de laatste dag zal oordelen’ (Joh. 12:48). ‘De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd’ (Joh. 5:22). En in 1 Petrus 4:17 staat: ‘Want de tijd is gekomen dat het oordeel begint bij het huis van God.’ En dan is er nog Hebreeën 9:28: ‘Net zo zeker is het dat Christus, die eenmaal is geofferd om de zonden van velen te dragen, voor een tweede maal zal verschijnen om te redden wie hem verwachten, maar dan gaat het niet meer om de zonde.’ Deze profetieën tonen aan dat wanneer de Heer wederkomt in de laatste dagen, Hij meer woorden zal uiten en het oordeelswerk beginnende met het huis van God zal verrichten, Hij zal ons alle waarheid binnenleiden en ons in staat stellen Gods volledige redding te verwerven. Alleen door het Gods oordeel werk in de laatste dagen te aanvaarden en Zijn voetstappen bij te houden kunnen we Gods redding van de laatste dagen verkrijgen, opgenomen worden voor God en het bruiloftsfeest van het Lam bijwonen. Net als Petrus, Johannes, Matteüs en anderen, toen de Heer Jezus tijdens het laatste gedeelte van het Tijdperk van de Wet kwam om het verlossingswerk te doen, uitgingen uit het Tijdperk van de Wet en de redding van de Heer Jezus aanvaardden – zij waren mensen die werden opgenomen voor God. Nu we in de laatste dagen zijn, betekent opgenomen worden voor God, dat we in staat zijn het werk van de wedergekeerde Heer Jezus te aanvaarden!”
Toen Chen Li dit hoorde zag ze plotseling het licht en sprak: “Wow, dus opgenomen worden betekent dat God komt om werk te verrichten, en dat mensen Zijn nieuwe werk zoeken en aanvaarden en de voetstappen van het Lam bijhouden. De Heer zij dank! Meihua, ik heb dezelfde Bijbelse profetieën talloze malen gelezen, maar ik heb nog nooit het licht gezien dat jij net met me hebt gedeeld. Nu begrijp ik dat wanneer de Heer Jezus in de laatste dagen wederkeert, Hij nieuwe woorden zal uiten en het oordeelswerk beginnende bij het huis van God zal verrichten. Alleen het aanvaarden van Gods nieuwe werk van de laatste dagen en het bijhouden van de voetstappen van het Lam is werkelijk opgenomen worden. Deze manier van werken van God is zo praktisch! Nu ik erover nadenk hoe we Gods werk niet hebben begrepen, maar er alleen maar naar hebben verlangd opgenomen te worden in de hemel en de Heer in de lucht te ontmoeten, zie ik hoe absurd het is. Het lijkt er dus op dat geloven in de Heer zonder de waarheid te begrijpen betekent dat het onmogelijk is in overeenstemming met Gods wil te handelen! Hé Meihua, aangezien de Heer nieuw werk gaat doen wanneer Hij komt in de laatste dagen, wat zouden we dan moeten doen om de Heer te kunnen verwelkomen en te worden opgenomen voor Zijn troon?”
Han Meihua glimlachte en zei: “De Heer zij dank! In werkelijkheid wees de Heer Jezus ons reeds lang geleden op het pad. De Heer Jezus zei: ‘En rond middernacht werd er geroepen: “Kijk, de bruidegom komt; ga uit om hem te ontmoeten”’ (Mat. 25:6). En in de hoofdstukken 2 en 7 van Openbaring wordt vele malen geprofeteerd dat: ‘Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.’ En in hoofdstuk 3, vers 20 van Openbaring staat: ‘Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij.’ De Heer eist van ons dat we wijze maagden zijn zodat we, wanneer we horen dat iemand het nieuws van de wederkomst van de Heer verspreidt, dit nieuws voorzichtig behandelen en het met een open geest uitzoeken en onderzoeken. We moeten onze aandacht vestigen op het horen van de stem van God, en als we vaststellen dat het Zijn stem is, dat het een uitdrukking van de waarheid is en de woorden gezag en macht bevatten, moeten we geen tijd verspillen en het aanvaarden. Dit is de enige manier waarop we de Heer kunnen verwelkomen, de voetstappen van het Lam bij kunnen houden, en worden opgenomen voor Gods troon. Net zoals Petrus, Jakobus, Johannes en de anderen de Heer Jezus volgden – ze verlangden er werkelijk naar de Heer Jezus te horen preken en behielden een zoekend, open hart. Ze herkenden Gods stem uit het werk en de woorden van de Heer, daarom aanvaarden en volgden ze Hem en ontvingen uiteindelijk de redding van de Heer. De farizeeën, haters van de waarheid, zagen duidelijk dat het werk en de woorden van de Heer Jezus gezag en macht bevatten en dat ze afkomstig waren van God. Maar omdat Zijn werk en woorden niet overeenstemden met hun opvattingen en voorstellingen, verzetten ze zich woest en veroordeelden Hem, en nagelden de Heer Jezus uiteindelijk aan het kruis. Dit bracht Gods straf over hen. We zouden dus de les uit het falen van de farizeeën moeten trekken en wijze maagden moeten zijn die zich richten op het horen van de stem van God. Wanneer we nieuws horen dat de Heer is wedergekeerd en nieuw werk verricht, zouden we het proactief moeten zoeken en onderzoeken. Dit is de enige manier waarop we een kans maken opgenomen te worden voor God. Als we ons alleen maar blindelings vastklampen aan onze eigen opvattingen en voorstellingen en ons niet richten op het horen van Gods stem, als we Gods nieuwe werk niet zoeken en onderzoeken, dan zou dit ons tot dwaze maagden maken en zullen we de kans opgenomen te worden aan ons voorbij laten gaan!”
Chen Li zei opgetogen: “De Heer zij dank! Het blijkt dat de sleutel tot de kwestie of we kunnen worden opgenomen ligt bij de vraag of we wijze maagden kunnen zijn en belang hechten aan het horen van Gods stem. Als we mensen horen verkondigen dat de Heer is wedergekeerd en we toch arrogant vasthouden aan onze eigen opvattingen en voorstellingen en niet zijn gefocust op het horen van Gods stem, zullen we Gods voetstappen niet kunnen volgen. We zullen alleen maar worden weggeworpen en geëlimineerd door God. Oh, Meihua, tijdens onze samenkomst vandaag vertelde zuster Wang me dat de Heer Jezus reeds was wedergekeerd en wilde me bij haar thuis deze middag een preek laten beluisteren. Ik aarzelde net nog en was niet zeker of ik wel zou gaan, maar nu ik jouw communicatie heb gehoord denk ik dat ik een wijze maagd moet zijn en ik erop uit moet trekken om zo snel als ik kan te gaan zoeken en onderzoeken. Zou je met me mee willen gaan?”
Han Meihua zei blij: “Geweldig! Laten we nu gelijk gaan!”
uit 'Online Bijbelstudie'
0 notes
Text
Extra’s
extra 1 :
Ik heb dit semester naar de serie Lucifer gekeken. Het is een wereld waar God echt bestaat en waar het Bijbelse verhaal echt gebeurd is. Het hoofdpersonage is Lucifer en hij is de duivel. Hij heeft hel verlaten om op aarde te komen leven waar hij een nachtclub heeft. Daar ontmoet hij Chloé Decker. Ze is een detective en hij gaat haar helpen om allemaal zaken op te lossen tot hij haar consultant wordt. Verder in het verhaal kom je meer en meer te weten over de engelen en de situatie met God...
Het is zeker een leuke serie maar soms te typische structuren. Zoals bv. er is een moord waar niemand iets van weet in het begin van de aflevering en op het einde heeft het hoofdpersonage alles zo goed als alleen opgelost. Gelukkig is er soms een verassing zoals in de finale van het eerste seizoen. Daar krijgt lucifer zijn vleugels terug die hij had afgesneden.
Extra 2 :
Op 11 en 12 mei was het het turnfeest van KSVT. Een turnkring in Lembeek. Het duurde ongeveer 3 uur. De turners waren van alle leeftijden, kleuters, tieners, 60 plussers,... Er waren velen jongeren die spectaculaire trucjes deden die ik zelf nooit zou durven. Er waren ook dansers die mooie gecoördineerde passen maakten. Alles werd gepresenteerd door een presentatrice die soms lijnen heeft moeten verzinnen ondertussen dat de turntoestellen klaar werden gezet. Dit zorgde voor veel kleine interessante weetjes. Op 12 mei ben ik naar de voorstelling gaan kijken. Dit was de dag dat de “fris” groep hun dansje voorstelde. Dit is een groep van motorische, psychische en verstandelijke beperkte mensen. Leuk te zien dat zij ook hun wekelijkse beweging kunnen krijgen.
Extra 3 :
Op maandag 6 april ben ik naar de paasprocessie in Lembeek gaan bekijken. Beter bekend onder Sint-Veroonmars, het is een zeer oude processie om de heilige Sint-Veroon te herdenken. Hij is een Oostenrijkse prins ( kleinzoon van keizer Karel de Grote ) die rond de 9de eeuw naar lembeek is getrokken om een simpel boeren leven te lijden. Ik was pas in Lembeek om 18 uur, dit is het uur dat de paassoldaten hun rentrée deden in het dorpje. Grote groepen mensen, allemaal met mooie kostuums die mooi in rijtjes op het ritme van hun muziek stappen, sommigen zelf te paard. Mooi om te zien.
0 notes
Text
instagram als geloof
De druk die je kan voelen om bepaalde foto’s te maken, om om de zoveel tijden iets te posten, om de juiste comments te geven en te ontvangen, om een bepaald minimum aan likes te hebben, om constant de scrollbeweging te maken, lijkt voor mij op de druk die ik me altijd voorstel bij het strenge uitoefenen van een geloof (wanneer je het sektarisch zou kunnen noemen) -> veel regels volgen, beperkte vrijheid hebben máár er zogenaamd iets moois voor terug krijgen. En omringt zijn door mensen die niet ‘no matter what’ van je houden.
de zelf opgestelde regels zouden een onderdeel van de regels voor vrouwen uit de instagrambijbel kunnen zijn, ik zou in fotoshop een bijbelse schildering kunnen fotoshoppen naar deze regels
#tags
0 notes
Text
Wat? Bronzen conisch schild (735-714 v. Chr.) met detail en bronzen pijlenkoker (764-735 v. Chr.) met detail, bronzen beslagstuk in de vorm van een leeuw (700-600 v. Chr.), handvat van een bronzen ketel in de vorm van een leeuw (800-700 v. Chr.), reliekschrijn met hout van de Ark (1800-1900)
Waar? Tentoonstelling In de ban van de Ararat – Schatten uit het oude Armenië in het Drents Museum in Assen
Wanneer? 19 mei 2022
Rond 860 voor Christus ontstaat in het huidige Oost-Turkije een machtig koninkrijk. Assyriërs gaven dat rijk de naam Urartu. De Urareeërs noemden hun land zelf Biainili. Rond 600 voor Christus komt het rijk aan zijn einde. Hoe dat gebeurde, is onbekend maar zeker is dat veel verdedigingswerken rond 600 voor Christus door brand zijn verwoest. Twee voorwerpen uit deze periode zijn een bronzen schild en pijlenkoker met fraaie decoraties van dieren en strijdtaferelen. Een bronzen beslagstuk met de voorstelling van een leeuw en een handvat van een bronzen ketel, eveneens in de vorm van een leeuw, stammen eveneens uit deze periode
Koning Trdat III regeert Armenië van 287 tot 330 na Christus. Hij ruilt de heidense goden in voor het christendom. Aanvankelijk verzet de koning zich tegen het nieuwe geloof. Als zijn persoonlijk secretaris Grigor vanwege zijn christelijk geloof weigert de godin Anahit te vereren, laat Trdat hem opsluiten in een diepe put. Grigor overleeft daar dertien jaar. De koning wordt echter krankzinnig en neemt trekken aan van een wild zwijn. De zus van de koning vraagt Grigor haar broer te genezen. Dat gebeurt, de koning wordt beter en verheft het christendom tot staatsreligie.
Het verhaal wil dat, toen de zondvloed op zijn einde liep, de Ark van Noach strandde op de berg Ararat. De kathedraal van Etchmiadzin bezit drie fragmenten van de Bijbelse Ark. Eén daarvan, gevat in een reliekschrijn, is aanwezig op de tentoonstelling in Assen. Volgens het verhaal is het hout in het begin van de vierde eeuw gevonden door Jacob van Bisibis.
0 notes
Text
De Mannenafdeling. Deel 1: Mark Eyskens.
Voelen mannen zich het slachtoffer van de emancipatie van de vrouw? Hebben ze heimwee naar hun dominante genderstatus van weleer? En wat is er zo toxic aan toxic masculinity? In 'De Mannenafdeling' praat ik met notabele seksegenoten over wat het betekent om anno 2017 een man te zijn. Deel 1: Minister van Staat Mark Eyskens.
'De Overbodige Man', 'Het Nieuwe Zwakke Geslacht': als je de titels van recente boeken en opiniestukken moet geloven, is het afgelopen met de maatschappelijke dominantie van de man. "En we kunnen er maar beter aan wennen", zegt Minister van Staat Mark Eyskens (83). "De autoritaire man komt nooit meer terug."
Ik sta voor de Heverleese villa van Mark Eyskens en vraag me af in welke staat ik de voormalige premier zo meteen zal aantreffen. Zou hij na het beëindigen van zijn politieke loopbaan zijn pak en das ritueel verbrand hebben en zijn dagen voortaan slijten in een zijden joggingbroek en een matching marcelleke? Zou hij ondertussen een begenadigd amateurtuinier geworden zijn en me ontvangen in een lichtgroene overall met kniekussens en een duimstokzak? Geen van beide, blijkt wanneer hij de deur open doet. Het ex-CD&V-boegbeeld draagt een onberispelijk wit hemd, een rode das en een donkerblauw pak. Eens een staatsman, altijd een staatsman. Ik had het kunnen weten.
Zonder tijd te verliezen met small talk, troont hij me mee naar zijn kantoor, waar hij de voormiddag al schrijvend en contemplerend heeft doorgebracht. In de man cave van Mark Eyskens geen pooltafels, gameconsoles of halters, maar wel boeken, schilderijen en sculpturen uit alle windstreken en continenten. Eyskens is altijd al een man geweest die verfijning verkiest boven viriliteit. In zijn wereld oogsten spitsvondige bon mots luidere lachsalvo's dan schunnige moppen. En staat hoofse kameraderie hoger aangeschreven dan 'mannen weten waarom'-vriendschappen. Every inch a gentleman, ook op zijn 83ste.
Voor we samen de staat van de mannelijkheid - en onvermijdelijk ook die van de vrouwelijkheid - opmaken, voelt hij de behoefte om ons gesprek in het juiste perspectief te plaatsen. "In genetisch opzicht zijn alle mensen quasi identiek", doceert hij. "We verschillen zelfs nauwelijks van sommige dieren. Het dna van mensen is voor 96% gelijk aan dat van fruitvliegen. Om maar te zeggen: mannen en vrouwen zijn in de eerste plaats vertegenwoordigers van de mensheid. In het grotere geheel zijn de verschillen tussen de seksen bijzonder relatief. Laten we dat niet vergeten."
Toch lijkt het erop dat la guerre des sexes weer springlevend is. Donald Trump zou zijn verkiezingsoverwinning mee te danken hebben aan mannen die vinden dat de samenleving veel te vrouwelijk geworden is. Ze zouden hun verloren gegane mannelijkheid opnieuw willen opeisen en dáárom op alfaman Trump gestemd hebben.
"Dat is mogelijk. Je mag niet vergeten: de dominantie van de man is een mythe die al eeuwen meegaat. In één versie van het bijbelverhaal schept God Eva uit de rib van Adam. Dat voedt de misvatting dat de vrouw ondergeschikt is: ze is maar een onderdeel van de man die in al zijn generositeit een rib afstaat. Vandaag klasseren we zo'n verhaal als een onderdeel van de bijbelse mythologie. Maar gedurende honderden jaren werd het als de waarheid beschouwd. Dat laat sporen na in het collectief geheugen."
U die kan vergelijken: hebben mannen het vandaag zoveel moeilijker dan vroeger? Zijn ze - zoals sommigen beweren - het slachtoffer geworden van de emancipatie van de vrouw?
"Mannen en vrouwen zijn op de arbeidsmarkt elkaars concurrenten geworden. En dat vinden sommige mannen blijkbaar nog altijd vervelend. Toen Sophie Dutordoir voor het eerst genoemd werd als mogelijke NMBS-baas, zeiden haar mannelijke tegenkandidaten: 'Hoe kan een vrouw nu een spoorwegmaatschappij leiden? Het spoor, dat is toch iets mannelijks? Moet elke ceo tegenwoordig een vrouw zijn?' Gelukkig heeft die aanstellerij weinig indruk gemaakt."
Mannen denken teveel in communicerende vaten, schrijft columniste Heleen Debruyne. Ze moeten ophouden met denken dat mannen verliezen waar vrouwen winnen.
"En ze heeft gelijk. Het klopt niet dat vrouwen de jobkansen van mannen beperken. Er zijn nooit méér mensen aan het werk geweest dan vandaag. Er zijn dus genoeg jobs voor mannen én vrouwen. Het wordt hoog tijd dat we dat eeuwige man-vrouw-dualisme aan de kant schuiven. Mannen en vrouwen moeten in de strijd voor meer gelijkheid aan hetzelfde zeel trekken. Waarom komen mannen niet op voor een gelijk loon voor vrouwen? Waarom pleiten vrouwen niet voor meer ouderschapsverlof voor mannen?"
Omdat mannen en vrouwen elkaar niet meer zo goed begrijpen? In Amerika verenigen bange mannen zich tegenwoordig al in Men's Right Movements. Ze willen naar eigen zeggen een dam opwerpen tegen de oprukkende mannenhaat.
"Amerika is - zoals wel vaker - een geval apart. In Amerika beschikt elk gezin over wapens en maken vrouwen zich in toenemende mate schuldig aan partnergeweld ten opzichte van hun mannen. Nogal wat Amerikaanse mannen zijn bang dat hun vrouw na een ruzie de gezinsrevolver uit de lade zal halen en hen ongenadig zal neerknallen. Dat speelt allemaal mee. Wist je dat de kans dat een Amerikaanse man vermoord wordt door terroristen vele malen kleiner is dan de kans dat hij geliquideerd wordt door zijn eigen echtgenote? Een troostende gedachte, nietwaar?" (lacht)
Toch klinkt de mannelijke verontwaardiging ook bij ons steeds luider. Veel mannen hebben het gevoel dat ze hun mannelijkheid moeten onderdrukken. Dat ze 'in deze gefeminiseerde samenleving' tegen 'hun ware biologische aard' moeten ingaan.
"Ik ga niet mee in dat biologisch determinisme. We worden niet enkel gedreven door fysische impulsen. De grootste mannen in de geschiedenis zijn degenen die hun Darwinistische voorbestemdheid hebben gemilderd met een laagje beschaving. Mannen zoals Mandela en Ghandi, die niet spraken over domineren, winnen en veroveren, maar over liefhebben, respecteren en samenwerken. Dát zijn de mannen die ons als soort doen evolueren. Mag ik ook opmerken dat de wetenschap vandaag veel genuanceerder is over de biologische verschillen tussen man en vrouw dan honderd jaar geleden? Nieuw onderzoek toont aan dat de grenzen tussen de seksen veel minder scherp getrokken kunnen worden dan we denken. Dat er in mannen veel meer vrouwelijkheid schuilt - en in vrouwen veel meer mannelijkheid - dan we tot nog toe hebben aangenomen."
In plaats van nostalgisch te doen over de viriele mannelijkheid van weleer, zouden we het begrip beter een hedendaagse invulling geven?
"Natuurlijk. Al dat heimwee naar de sterke, autoritaire man: het is begrijpelijk en psychologisch uitlegbaar, maar het heeft als mensbeeld geen enkele toekomst. Integendeel: het onderscheid tussen de seksen gaat de komende decennia alleen nog maar méér vervagen. Artificiële intelligentie-systemen zullen veel van onze activiteiten overnemen. De traditionele taakverdeling tussen man en vrouw zal daardoor nog minder relevant worden dan vandaag al het geval is. Over een paar jaar zijn zowel mannen als vrouwen zelfstandig opererende multitaskers die zelf beslissen wanneer en hoelang ze werken, en of ze dat thuis, op kantoor of elders doen. De digitalisering zal in grote mate bijdragen tot het ontstaan van een geslachtsloze maatschappij."
Mark Eyskens was in 1981 acht maanden premier. Hij leidde een regering die bestond uit 25 mannelijke ministers en 3 mannelijke en 4 vrouwelijke staatssecretarissen. Wanneer ik opmerk dat de samenstelling van Eyskens-I niet meteen aantoont dat hij de inbreng van vrouwelijke politici in zijn regering onontbeerlijk vond, slaat hij voorzichtig mea culpa. "Ik had er voor moeten zorgen dat er meer vrouwen in mijn regering zaten, ja. Als ik vandaag op een vergadering ben waaraan geen enkele vrouw deelneemt, denk ik altijd: 'Hoe is dat nu toch mogelijk? De helft van de mensheid is hier afwezig.' Maar in die tijd stond ik daar nog niet op dezelfde manier bij stil. Let wel: de vervrouwelijking van de kieslijsten, de quotawet die bedrijven verplicht om meer vrouwen in hun raad van bestuur op te nemen, ...: ik heb het allemaal gesteund. Maar ik had wellicht nog meer een voortrekkersrol kunnen spelen. De emancipatie van de vrouw is - zeker in de politiek - vrij langzaam tot stand gekomen. Mijn vader (Gaston Eyskens, tussen 1949 en 1972 zesvoudig premier van België, STS) sprak nog met nauwelijks verholen afschuw over vrouwelijke politici. 'Waar bemoeien die vrouwen zich eigenlijk mee?', zei hij. Vrouwen in de politiek, dat was voor de mannelijke politici van toen pure horror."
En voor de mannelijke politici van uw generatie?
"In de regeringen waarvan ik deel heb uitgemaakt, hadden de vrouwen een verzachtende invloed op de mannen. Ze zorgden ervoor dat zelfs de grootste macho's wat gematigder werden in hun taalgebruik. Dat ze wat minder sexistische moppen vertelden. Maar dat was niet veel meer dan een laagje vernis. De mannelijke ministers konden bij momenten behoorlijk giftig uit de hoek komen ten opzichte van hun vrouwelijke collega's. Wat ze absoluut niet konden verdragen, was dat een vrouw een dossier beter beheerste dan zij. Of met een voorstel op de proppen kwam dat ze liever zelf bedacht hadden. Dan durfden ze hun frustraties weleens verbaal af te reageren."
Vrouwelijke ministers werden getolereerd zolang ze het maar niet in hun hoofd haalden om hun job goed te doen?
"Zoiets, ja. Om eerlijk te zijn: ik ben beschaamd over het verleden. Mannelijke politici - en dat is een groep waartoe ik om voor de hand liggende redenen ook mezelf moet rekenen - zijn veel te lang veel te hard geweest voor hun vrouwelijke collega's. Neerbuigend, misprijzend zelfs."
Hoe uitte die minachting zich?
"Tijdens begrotingsconclaven hielden de vrouwelijke ministers doorgaans erg sterke pleidooien. Maar in de politiek is gelijk hebben niet altijd hetzelfde als gelijk krijgen. En wanneer vrouwelijke ministers ondanks de kwaliteit van hun betoog hun slag niet thuishaalden, gebeurde het weleens dat ze hun tranen niet konden bedwingen. Daar werd door de mannen lacherig over gedaan. 'Massavernietigingswapens' werden de occasionele huilbuien van de vrouwen smalend genoemd. Dat is sexistisch en het zou vandaag terecht niet meer getolereerd worden."
Heeft u tijdens uw lange carrière nooit een mannelijk politicus zien huilen?
"Toch wel. Bijvoorbeeld tijdens de Europese topbijeenkomst waarop de eenmaking van Duitsland bekrachtigd werd. De toenmalige Britse premier Margaret Thatcher werd nogal zenuwachtig van het vooruitzicht van een eengemaakt Duitsland. 'Ein Reich, ein Volk: ik heb dat nog gehoord', zei ze met veel gevoel voor drama. Pas toen de Duitse premier Helmut Kohl in ruil voor de hereniging van Duitsland instemde met de oprichting van de Europese monetaire unie was er uitzicht op een akkoord. Nadat het compromis door iedereen aanvaard was, begon Helmut Kohl in een hoek van de vergaderzaal ingehouden te huilen. De tranen rolden over zijn wangen. 'Mijn grootste droom is zonet werkelijkheid geworden', snikte hij. Mannelijke politici wenen dus ook. En gelukkig maar."
Als eerste minister sprak u op het einde van een ministerraad ooit de woorden: 'Sorry als ik niet iedereen beledigd heb. Volgende keer let ik erop.' Tegenwoordig worden beledigingen aan het adres van politieke tegenstrevers niét met humor verzacht. Bewijst de verruwing van het politieke taalgebruik dat het machismo in de Wetstraat weer helemaal terug is?
"Ik ben er vrij zeker van dat de politici van vroeger even grof waren als die van vandaag. Alleen merkte de kiezer daar niet zoveel van: er waren namelijk nog geen sociale media. Vandaag kan je je politieke concurrenten via Facebook en Twitter op elk moment van de dag kapittelen. En je hoeft de bestemmeling van je uithaal niet eens in de ogen te kijken, je kan hem gewoon vanuit je luie zetel uitschelden. Veel politici - en zeker de alfamannetjes à la Trump - kunnen aan die verleiding niet weerstaan. Met alle vijandelijkheden vandien."
De alfareflex kan in de politiek nochtans zware gevolgen hebben. Naar verluidt was de voormalige Amerikaanse president Lyndon B. Johnson er halverwege de Viëtnamoorlog al van overtuigd dat hij zijn troepen moest terugtrekken, maar durfde hij dat niet uit schrik om 'niet mannelijk genoeg' bevonden te worden.
"Mannelijke profileringsdrang is in de politiek altijd gevaarlijk. En het is helaas een fenomeen dat niet uit te roeien is. Het gespierde antisyndicalisme van vandaag - 'we zullen die vakbonden eens keihard aanpakken' - is óók typisch mannelijk gorillagedrag. Dat ondertussen trouwens ook door heel wat vrouwelijke politici is overgenomen. Ik zei het al: het onderscheid tussen de seksen is aan het vervagen." (lacht)
Zie ook: het succes van vrouwelijke populisten als Marine Le Pen in Frankrijk en Frauke Petry in Duitsland. Misschien heeft het succes van het populisme niet zozeer te maken met een heimwee naar mannelijkheid, maar met een wijd verspreide afkeer van het gelijkheidsdenken. 'Minderheden moeten niet te hoog van de toren blazen', lijkt tegenwoordig de teneur. Denkt u dat verworvenheden als het gemeentelijk stemrecht voor migranten en het homohuwelijk ooit weer zullen verdwijnen?
"Uw vraag gaat wat mij betreft over de toekomst van de democratie. Is onze democratie - met zijn 'one person, one vote'-principe - nog in staat om met de steun van de meerderheid een ethisch wenselijk beleid te voeren? Of laten we het egoïsme regeren? Zullen we de enorme veranderingen die op ons afkomen nog kunnen omzetten in verbeteringen voor zoveel mogelijk mensen? Of laten we ons gek maken door demagogen als Trump?"
Goeie vragen. Nu nog de antwoorden.
"Ik kan niet in de toekomst kijken. Maar laten we zeggen dat er de komende jaren een belangrijke rol is weggelegd voor de journalistiek en het onderwijs. Journalisten en leerkrachten zullen meer dan ooit op een ethisch kompas moeten varen en de fundamentele basiswaarden van onze democratie moeten verdedigen. De geschiedenis leert ons dat die waarden niet onwankelbaar zijn. We zullen ze moeten beschermen."
In 1961 leerde Mark Eyskens Anne Rutsaert kennen: een pas afgestudeerde licenciate in de politieke en sociale wetenschappen. Ze trouwden nog geen jaar later en kregen op korte tijd drie dochters en twee zonen. Het gevolg laat zich - de tijdsgeest indachtig - makkelijk raden: mevrouw Eyskens borg haar universiteitsdiploma op en koos ervoor om voltijds haar gezin te runnen. Aan mijnheer Eyskens vraag ik of hij ook getrouwd had kunnen zijn met een partner die wél carrière had willen maken. "Ik beken dat dat moeilijk zou geweest zijn. Dan hadden we onze kinderen moeten uitbesteden aan pensionaten en dat zou niet gewerkt hebben. Anne en ik hebben lang geleden gekozen voor het huwelijksconfederalisme. Er zijn in dit huis twee deelstaten: één genaamd Anne Rutsaert en één genaamd Mark Eyskens. Wij hebben elk onze eigen bevoegdheden: Anne beslist zowat alles - waar we op vakantie gaan, wat we eten, welk pak ik moet aantrekken - en ik hou me bezig met het beleid van Donald Trump, de Brexit en nog wat andere details. Oh ja, en ik druk elke ochtend op het knopje dat onze rolluiken omhoog doet gaan. Af en toe hebben mijn vrouw en ik een conflict. Dan trekken we ons voor overleg terug in onze slaapkamer, doorgaans omstreeks half twaalf 's nachts. En zodra we een akkoord bereiken - en dat lukt altijd - gaan we weer verder. Ons huwelijk is een mooi voorbeeld van coöpetitie: een mengeling van competitie en cöoperatie. Dat systeem werkt perfect. De politiek kan er een voorbeeld aan nemen." (lacht)
Denkt u dat het vandaag voor jonge mannen lastiger is om aan een lief te raken dan voor u destijds?
"Ja. Vrouwen zijn zowel economisch als seksueel onafhankelijk geworden. Ze zijn op het gebied van mannen een stuk veeleisender dan vroeger. Tegelijkertijd - en ik moet opletten wat ik nu zeg, want dit zou paternalistisch kunnen overkomen - zijn vrouwen ook veel mooier dan toen ik jong was. Ze verzorgen zich beter en zijn over het algemeen aantrekkelijker dan in mijn tijd. Ook dat kan voor de mannen van nu intimiderend zijn. De schoonheid van een vrouw heeft soms een verlammend effect."
Kortom: ook in de liefde regeert de genderchaos.
"De keuzemogelijkheden op amoureus gebied zijn in ieder geval enorm toegenomen. Vroeger wou de katholieke kerk dat de vrouwen thuisbleven zodat ze de mannen niet op buitenechtelijke gedachten konden brengen. Maar vandaag komen de seksen elkaar voortdurend tegen. Je kan op om het even welk moment verliefd worden. Als je in de vooravond nog gauw een fles wijn gaat halen, kan je aan de kassa van de supermarkt aan de praat raken met een knappe vrouw. En als je dan ook nog eens afspreekt om de week daarop samen te gaan lunchen, kan het snel gaan."
U spreekt uit ondervinding?
"Amice, als het over verleiding gaat, heb ik altijd de woorden van de Duitse socioloog Max Weber voor ogen gehouden. Weber zei: 'Er is de ethiek van de overtuiging - de begeerte, de vervoering - en er is de ethiek van de verantwoordelijkheid. Wel, in geval van verleiding, volg ik de ethiek van de verantwoordelijkheid. Dat volstaat om op het rechte pad te blijven."
Veel mannen zijn tegenwoordig vrijgezel omdat ze zich geïntimideerd voelen door de onafhankelijke, geëmancipeerde vrouw. Ze roepen zelfs de hulp in van professionele datingcoaches. Kan u zich daar iets bij voorstellen?
"Zeker. Een workshop die je leert hoe je een vrouw het hof moet maken, lijkt me vele malen nuttiger dan een cursus mindfulness." (lacht)
Welk advies heeft ú voor jonge mannen die zich op de liefdesmarkt begeven? Kunnen ze nog iets leren van u?
"Arthur Rimbaud zei ooit: 'Je est un autre'. Vrij vertaald: wij zijn niet in staat om onszelf te kennen, tenzij in de blik van een ander. Dat geldt ook - en misschien vooral - in de liefde: je partner houdt je onvermijdelijk een spiegel voor. Mijn advies aan jonge mannen is dan ook: zorg ervoor dat je spiegelbeeld vleiend is. Word verliefd op een vrouw die er niet alleen voor zorgt dat je jezelf leert kennen, maar die er ook nog eens toe bijdraagt dat je een bétere versie wordt van jezelf."
Wordt mannelijkheid een vage herinnering naarmate de jaren vorderen? Voelt u zich op 83-jarige leeftijd minder man dan toen u 33 was?
"Nee. Ook als tachtiger kan je nog hartstocht beleven. Er zijn natuurlijk fysische beperkingen, maar de intensiteit blijft. In mentaal opzicht is het leven een continuüm waarop de leeftijd geen vat heeft."
Tot slot: aan welke man moeten we vandaag een voorbeeld nemen?
"Aan Baudelaire. En bij uitbreiding aan alle mannelijke dichters. Poeëten hebben een heel openhartig en ondeugend soort mannelijkheid. Daardoor zijn ze beter in staat om vrouwen te begrijpen en kunnen ze een brug slaan tussen de geslachten. Precies wat we vandaag nodig hebben."
0 notes
Photo
Biblical Scene, Museum of the Netherlands
Bijbelse voorstelling, wellicht de profeet Elia bezocht door een engel.
http://hdl.handle.net/10934/RM0001.collect.6105
2 notes
·
View notes
Text
Muziek opdracht
1.Ik heb gekozen voor let it be van de Beatles.
2.Het is een pakkend refrein en een lekkere gitaar solo.
3.De Beatles zijn altijd al erg populair geweest en een voor een goed liedje heb je ook een goed refrein en gitaar solo nodig in dit nummer is dat aanwezig.
4.1 Ik denk dat Let it be een rock nummer is omdat het een gitaar basgitaar en drums bevat dat is een heel belangrijk kenmerk voor rock muziek. Om een bepaalde stijl te noemen zou ik zeggen dat het ook wel gospelmuziek zou kunnen zijn.
4.2 In het begin van het nummer is Paul MC Cartney rustig aan het zingen op een rustig piano deuntje maar hoe verder het nummer vordert hoe meer tempo en vrolijkheid er in het nummer komt. De gitaar bespeeld door George Harrison brengt ook een extra vrolijke sfeer aan het nummer.
4.3 Het ritme en de melodie in het nummer zijn erg mooi uigevoerd. Ringo Starr zorgt voor een goed ritme en een duidelijk tempo. Hier staat denk ik de gitaarsolo op de voorgrond en Paul MC Cartney die het welbekende Let it be zingt.
4.4 Ik heb dit nummer gewoon op spotify geluisterd dus daar is verder niets bijzonders aan behalve dat het de remasterd version is.
4.5 Ik heb niet het idee dat dit nummer deel uit maakt van een groter geheel omdat dit nummer is geschreven voor een album en niet voor een voorstelling of bijvoorbeeld een film.
4.6 Dit nummer is geschreven door Paul Mc Cartney zelf en ook door hem uitgevoerd dus waarschijnlijk is er niet afgeweken van het origineel. Zoals Paul Mc Cartney het op papier heeft gezet is het ook uitgevoerd
4.7 McCartney vertelde dat het idee voor "Let It Be" kwam na een droom over zijn moeder gedurende een gespannen periode tijdens het werken aan het Witte Album. Het zinsdeel "Mother Mary," dat gezongen wordt in het lied, is in het verleden wel gezien als een verwijzing naar de Maagd Maria, de moeder van Jezus van Nazareth. Volgens McCartney was "Mother Mary" toen hij het lied schreef, geen Bijbelse verwijzing, maar was de inspiratiebron zijn moeder Mary, die aan kanker stierf toen hij veertien jaar was.
4.8 Ik denk dat het een erg sterke tekst is en dat de melodie dit erg versterkt omdat de gitaar bijvoorbeeld luider begint te spelen als het refrein komt.
4.9 Deze muziek is waarschijnlijk geschreven om lekker op mee te zingen en emoties op te roepen bij mensen.
0 notes
Text
New Post has been published on In de hemel is wél bier !
New Post has been published on http://bit.ly/2mUhhyE
De Engelen
OVER ENGELEN IN HET ALGEMEEN
In de zesenzestig boeken van de Bijbel wordt bijna driehonderdmaal over engelen gesproken. In het enkelvoud komt het woord „engel” tweehonderdmaal voor, ongeveer gelijk verdeeld over het Oude en het Nieuwe Testament. In het meervoud lezen wij circa honderdmaal over engelen. Engelen behoren tot een groep bovennatuurlijke, geestelijke wezens, waarbij men aan verschillende rangen zal moeten denken. Behalve over engelen, spreekt de Bijbel meer dan zestig maal over „cherubs”, die in de strikte zin van het woord géén engelen zijn, want er wordt voor deze wezens een geheel ander woord gebruikt. Deze cherubs, die nauw verwant zijn aan de serafs (zie Jesaja 6 ) zijn geestelijke wezens, die volgens de Schrift gewoonlijk nauw betrokken zijn bij de bewaking en bescherming van de heilige troon van God. Het is mogelijk, dat satan vóór zijn val tot een van deze voorname wezens heeft behoord.
De identiteit van cherubs en serafs is gehuld in een zekere geheimzinnigheid, zodat wij maar weinig bijzonderheden van hen kennen. Dat is niet het geval met de engelen Gods. De mededelingen over hen zijn duidelijk en de Bijbel vertelt heel wat over hun oorsprong, hun natuur en hun arbeid. Ze behoren tot een bepaalde speciale groep van geschapen wezens, voor het menselijk ook gewoonlijk onzichtbaar. De hemel is hun woonplaats maar hun dienst verrichten zij voor een groot deel op aarde.
Hun aantal is zeer groot en zij gaan voortdurend van de hemel naar de aarde en van de aarde naar de hemel als boodschappers van God. Of zij ook op andere planeten leven, zoals weleens beweerd wordt, weten wij niet, maar zij zijn bij de uitoefening van hun taak niet noodzakelijk beperkt tot deze aarde.
HET GELOOF IN HET BESTAAN VAN ENGELEN IS BELANGRIJK
Geloof in het bestaan van engelen gaat hand in hand met het geloof in de Bijbel, want dit boek is vol van authentieke gegevens over het werkelijk, letterlijk bestaan van engelen als personen. Toch heerst er onder de christenen een tragische, wijd verspreide onwetendheid over wat de Bijbel ons over engelen leert. Gevolg hiervan is, dat de gemiddelde gelovige een totaal verkeerde voorstelling heeft van deze geestelijke wezens. Allerlei bijgelovige dingen zijn hiervan het resultaat.
Wij hopen met de uitgifte van dit boekje, waarin wij de bijbelse gegevens over engelen zullen behandelen, ertoe bij te dragen, dat twijfel over het bestaan van engelen èn alle misverstand over het wezen en de dienst der engelen, zullen verdwijnen.
Gelukkig gebruikt de Hebreeuwse en de Griekse tekst slechts één woord om „engelen” aan te duiden. Het Hebreeuwse woord is „malak”. De betekenis hiervan is „gezondene” of „boodschapper”. Het woord komt ruim honderdmaal in het Oude Testament voor.
Het Griekse woord is „angelos”. In het Nieuwe Testament komt dit woord ruim honderdzestig maal voor en betekent eveneens „bode” of „boodschapper”. Dit verschaft ons het fundamentele begrip over deze wezens. Zij zijn Gods dienaren, die tot taak hebben boodschappen over te brengen naar de aarde. De eerste verschijning van een engel lezen wij in Genesis 16:7. Hagar, Abrahams „vrouw”, was door haar meesteres Saraï weggezonden. Maar God zond een engel om Hagar te zeggen, dat zij terug moest keren naar haar meesteres. In dit verhaal staat, dat de engel WAS GEZONDEN MET EEN BOODSCHAP VAN GOD.
In de Bijbel wordt voor het laatst over engelen gesproken in Openbaring 22:16:
„Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten”.
Hier lezen wij dus, dat de engel de boodschapper is van Jezus Christus. Onthoud deze bijzonderheid over engelen dus goed. Het zal u beter helpen begrijpen, dat, als er in de Bijbel over engelen wordt gesproken, het over boodschappers van God gaat.
DE OORSPRONG VAN DE ENGELEN
De volgende vraag die wij stellen is: „Wat is de oorsprong van de engelen?” De Bijbel vertelt ons, dat engelen geschapen wezens zijn. Maar ons wordt niet verteld, wanneer dat geschiedde. Wel is ons duidelijk, dat zij de eerste wezens waren, die door God werden geschapen. Zij waren er zelfs al, toen de wereld geschapen werd.
In het boek Job wordt ons meegedeeld dat de engelen aanwezig waren, toen God de wereld tot aanzijn riep. God berispt Job in het 38ste hoofdstuk:
„Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het, indien gij inzicht hebt!
Wie heeft haar afmetingen bepaald?
Gij weet het immers!
Of wie heeft over haar het meetsnoer gespannen? Waarop zijn haar pijlers neergelaten,
Of wie heeft haar hoeksteen gelegd,
terwijl de morgensterren tezamen juichten,
en al de zonen Gods jubelden?” (Job 38:4-7).
Met de hier door God genoemde „morgensterren” worden, naar men algemeen aanvaardt, engelen bedoeld. De „zonen Gods”, die juichten van vreugde heeft betrekking op de engelen. In het eerste en tweede hoofdstuk van Job verschenen de zonen Gods voor de Here, en ons wordt verteld, dat satan zelf als lid van de hemelse legerscharen één van hen was. We kennen slechts de namen van twee niet-gevallen engelen: Gabriël en Michaël, de aartsengel. De aartsengel Michaël schijnt in het bijzonder belast te zijn met de bescherming van het volk Israël, terwijl aan Gabriël boodschappen zijn toevertrouwd met betrekking tot de geboorte en de arbeid van de Here Jezus.
HUN AANTAL
In de Bijbel lezen wij, dat het aantal engelen zeer groot is, hoewel zij niet trouwen en dus zichzelf niet vermenigvuldigen. Engelen worden niet geboren en zijn waarschijnlijk allen op hetzelfde ogenblik, in den beginne, geschapen. Als Daniël spreekt over de hemelse legermachten van engelen, zegt hij over de Here:
„Een stroom van vuur welde op en vloeide voor Hem uit; duizend maal duizenden dienden Hem en tienduizend maal tienduizenden stonden vóór Hem”. (Daniël 7:10).
Hier is een eenvoudige onmiskenbare aanwijzing, dat het aantal engelen in de hemel in ontelbare miljoenen loopt. In het Hebreeuws heeft men geen woord voor „miljoen”, maar inplaats daarvan drukt men dit aantal uit door te zeggen: „duizend maal duizend (dat is een miljoen), en tienduizend maal tienduizend (d.i. honderd miljoen).” In Openbaring 5:11 lezen wij, dat het aantal engelen rondom Gods troon al was:
„…tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen”.
Maar behalve de engelen die in de direkte nabijheid van de troon van God staan, zijn er nog veel meer.
De schrijver van de Hebreeënbrief zegt, dat wij:
„…zijn genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen” (Hebreeën 12:22).
In 2 Koningen 19:31; Jesaja 9:6 en 37:32, vinden wij de uitdrukking ,Here der heerscharen”. Dit „heerscharen” heeft betrekking op de hemelse engelenlegers. Hoewel deze myriaden engelen in vele opzichten verschillen wat hun individuele taak en plicht betreft, is er toch een grote mate van eenheid onder hen. Zij hebben veel dingen gemeen. Zij zijn allen heilige, zondeloze wezens. (Wij hebben het hier natuurlijk niet over de gevallen engelen). Zij zijn machtig en beschikken over bovenmenselijke kracht. Het is geen lichamelijke, maar geestelijke kracht.
Het zijn niet de spieren die een mens sterk maken, maar de zenuwprikkels aktiveren de spieren. Stel u een geweldig gespierde man voor, zodra echter de geest dat lichaam verlaat, houdt men een machteloze, logge massa over. Hieruit zien wij, dat kracht niet iets lichamelijks, maar iets geestelijke is. Engelen van God, die niet gehinderd worden door een natuurlijk lichaam, zijn geweldig sterk.
In 2 Thessalonicenzen 1:7 wordt van de engelen, die Christus bij Zijn tweede komst zullen vergezellen, gezegd, dat zij de „engelen Zijner kracht” zijn. In psalm 103 zegt David:
„Looft den Here, gij zijn engelen, gij krachtige helden…”
Engelen overtreffen de mensen verre in kracht. Eén engel sloeg en doodde 185.000 Assyriërs, die vijanden van Israël waren. -2. Koningen 19:35. Eén engel rolde de steen van het graf, Matth. 28:2. In Openbaring 20 bindt één engel de draak, dat is satan, met een sterke ketting en werpt hem in de afgrond. Het was een engel, die de deur van de gevangenis opende om de Apostelen te bevrijden. Handelingen 5:19.
EEN DIENENDE TAAK
Wat is het een troost en zekerheid, als we weten dat er een engelenmacht is, die God tot onze beschikking heeft gesteld om ons te bewaren, te beschermen en te bevrijden. Daarom schijnen de voornaamste funkties van de engelen te zijn: Gods bevelen aan Zijn kinderen hier op aarde over te brengen. In de hemel schijnt het hun taak te zijn om God te prijzen en gereed te zijn om Zijn wensen aan de gelovigen op aarde over te brengen. In Lucas 16 lezen wij over de dood van Lazarus. Uit deze geschiedenis blijkt, dat de engelen ook belast zijn met de veilige aankomst in de hemel van de gelovigen ná hun dood.
Omdat engelen nauw betrokken zijn bij de geboorte van Gods dienstknechten (Richteren 13:1-24; Lucas 1:13) en ons door het hele leven vergezellen om ons vervolgens aan het einde van de levensweg nabij te blijven tot in het Vaderhuis, kunnen wij rustig met David zeggen:
„Hij leidt mij in de rechte sporen
om Zijns Naams wil.
Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis
ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij”.
(Psalm 23:3 en 4 ).
Hierin is, overeenkomstig de Schriften, voorzien door de engelen, die Gods dienende geesten zijn.
VERSCHILLENDE RANGEN
De engelen van God hebben niet allemaal dezelfde taak of hetzelfde werk te volbrengen. Men onderscheidt bij hen verschillende rangen en groepen, die ieder hun afzonderlijke taak hebben. Ook de individuele engelen hebben elk hun eigen werk te doen. Ofschoon onzichtbaar voor het lichamelijk oog, verschillen zij toch onderling van elkaar. Over deze groepen engelen zijn leiders aangesteld. Voordat satan viel, was hij een vooraanstaand leider van een grote groep engelen. Hij heette Morgenster of Lucifer.
Toen hij opstond tegen God, stond een groot aantal engelen van lagere rang met hem op, en veranderden hierdoor in demonen. Die gevallen engelen staan ook weer onder bevel van machtige leiders. In Openbaring 9 wordt verteld over een grote legermacht van deze demonen, over wie ook een koning is aangesteld:
„Zij hadden over zich als koning de engel van de afgrond; zijn naam is in het Hebreeuws Abáddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apóllyon”. ( Openbaring 9:11)
Op dezelfde wijze maakt de Bijbel ons bekend met de heilige, hemelse legerscharen van engelen, die aktief op aarde werkzaam zijn. Hun leiders hebben bepaalde taken te vervullen en hebben speciale gebieden voor hun werkzaamheden. Elk lid van die hemelse legermacht kent zijn plaats, werk en dienst. Paulus schrijft over deze hemelse legerscharen:
„Want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn d66r Hem en tot Hem geschapen”. (Colossenzen 1:16)
Paulus maakt hier onderscheid tussen wat in de hemel en en wat op aarde is. De aardse dingen zijn zichtbaar, de hemelse zijn onzichtbaar. Ze worden geclassificeerd in tronen, heerschappijen, overheden en machten. En deze onzichtbare, goed georganiseerde groepen engelen staan ons nu ten dienste. Immers de schrijver van de Hebreeën zegt:
„Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beerven? (Hebreeën 1:14).
Engelen worden Gods dienaren genoemd (Hebreeën 1:7). Zij worden in deze tekst vergeleken met een vuurvlam. Vuur geeft licht aan de gelovigen, vuur brengt oordeel over de zondaars, vuur verwarmt de gelovigen en verteert hen, die Christus verwerpen.
Nu wij aan het einde van dit eerste hoofdstuk zijn gekomen, willen wij nog eens herhalen, dat de engelen niet alleen Gods dienaren zijn ten dienste der gelovigen, maar dat zij ook door God worden gebruikt om Zijn toom over de zondaren uit te voeren. Het was een engel, die alle eerstgeborenen in Egypte doodde, omdat ze geen bloed aan de deurposten en aan de bovendorpel hadden aangebracht (zie Exodus 12:23,). Die engel werd de verderver genoemd. Het was een engel, die koning Herodes sloeg; hij werd door de wormen gegeten omdat hij God niet erkende (Handelingen 12:23).
Tenslotte: iedereen zal engelen in zijn gezelschap hebben op weg naar de eeuwigheid. Degenen die de Here Jezus als Heiland hebben aanvaard, zullen voor altijd worden begeleid door Gods heilige engelen, tot in de „stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en… de ontelbare menigte engelen” (Hebreeën 12:22). Ook degenen die verloren gaan zullen de eeuwigheid temidden van engelen doorbrengen nl. de gevallen engelen, de demonen! Maar wat een verschil! Over de verlorenen hoor ik de Heiland zeggen:
„Ga weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige
vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is. Deze zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven” (Mattheus 25:41 en 46).
Je kunt niet aan de engelen ontkomen! Wat zal het voor u zijn? Eeuwige blijheid in de hemel met de engelen, óf een eeuwig wee in de hel met de duivel en zijn demonen? Als u nu een beslissing neemt, dan bepaalt u uw verblijfplaats daar: het is of het één of het ander.
„Geloof in de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden” (Handelingen 16:31).
TAAK VAN DE ENGELEN VOOR DE GELOVIGEN
Hoewel wij ze met onze lichamelijke ogen niet kunnen zien, bevinden zich in de atmosfeer rondom ons myriaden geschapen, geestelijke wezens, die wij engelen noemen. Het zijn boodschappers van God. Zij omringen ons altijd. Deze machtige dienaren worden door God gezonden om Zijn kinderen overal en altijd te helpen (Hebreeën 1:14). Zij brengen hen ook thuis, als hun loopbaan op aarde ten einde is (Lucas 16:22).
Volgens de Bijbel wonen deze engelen in de hemel en omringen de troon van God, waar ze op Gods bevelen wachten. Voortdurend reizen ze heen en weer tussen hemel en aarde om Gods plan en bedoeling uit te voeren. God zond een engel om Hagar in de woestijn te beschermen. Hij zond op het juiste ogenblik een engel om Abraham ervan te weerhouden zijn zoon Isak te offeren. De Heer zond een engel, die de knecht van Abraham vergezelde, toen hij een vrouw voor Isak moest zoeken. God zond een speciale engel, die in de woestijn voor de kinderen Israëls uit ging.
Uit deze en vele andere bijbelgedeelten blijkt, dat aan een bepaalde groep engelen de taak is opgedragen om Gods kinderen op hun reis door dit leven te begeleiden. Het was een engel, die Abrahams knecht naar Rebekka leidde, maar het was ook een engel, die het pad van Bileam blokkeerde, toen hij op de verkeerde weg was.
ENGELEN EN BABIES
Een andere taak van de engelen is hun zorg voor babies. God schijnt engelen te hebben, die een speciale taak hebben, met betrekking tot de geboorte van kinderen. Het was een engel, die Hagar vertelde, dat zij een zoon zou krijgen en haar zeide, hoe ze hem moest noemen. Het was een engel, die tot Manoah en zijn vrouw, de ouders van Simson sprak. Hij gaf haar nauwkeurige aanwijzingen over hetgeen ze moest eten en drinken gedurende haar zwangerschap (Richteren 13:13 en 14 ). De geboorte van Johannes de Doper werd aangekondigd door een engel en ook bij hem werd de naam reeds vóór zijn geboorte aangegeven.
Wij weten, hoe een engel de geboorte van de Here Jezus aankondigde en ook hier werden aanwijzingen gegeven voor Zijn naam. Het was de speciale engel der aankondiging, Gabriël, die zeide:
„Zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven” (Lucas 1:31).
Hoewel engelen niet trouwen noch zich voortplanten, zijn ze niettemin zeer geïnteresseerd in kinderen. Zij schijnen voor kinderen speciale diensten te verrichten. De Here Jezus zegt met betrekking tot kleine kinderen:
„… Ik zeg u, dat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht zien van Mijn Vader, Die in de hemelen is”
(Mattheus 18:10).
GEHEIMZINNIGE WEZENS
Omdat engelen voor menselijke ogen gewoonlijk onzichtbaar zijn, zijn ze in een waas van geheimzinnigheid gehuld. De Bijbel, de enige bron waaruit wij onze kennis kunnen putten, zegt er betrekkelijk weinig van. Daar wij niet zoveel weten over de engelen van God, zijn er een groot aantal verzinsels ontstaan. Hierdoor hebben velen een volkomen vertekend beeld van de engelen. Daarom menen wij, dat het aanbeveling verdient te proberen deze misvattingen weg te nemen.
Het eerste waarvoor wij uw aandacht vragen is, het geslacht van engelen. Over engelen wordt altijd gesproken alsof het mannen zijn en nooit worden ze aangeduid als vrouwen. Als zij in mensengedaante verschijnen dan is het altijd als mannen. Er zijn geen vrouwelijke engelen. Toch schilderen kunstenaars de engelen met iets vrouwelijks in hun gelaat. Omdat engelen niet trouwen betekent dit echter niet, dat zij geslachtloos zouden zijn. Alle engelen zijn mannelijk, bijgevolg is een huwelijk onmogelijk. Maar dit houdt absoluut niet in, dat deze bovennatuurlijke wezens noodzakelijk geslachtloos zouden zijn. Van de gevallen engelen wordt gezegd, dat „zij zich hebben overgegeven aan hoererij en vreemd vlees zijn achterna gegaan” ( Judas 6 en 7 ). Dit is klaarblijkelijk een verwijzing naar de gevallen engelen uit Genesis 6, waar wij lezen, dat de „zonen Gods” (gevallen engelen) trouwden met de dochters van de mensen en dat daardoor werd voortgebracht een ras van monsterachtige wezens, half mens, half demon. De mening dat engelen geslachtloos zouden zijn, wordt gebaseerd op twee teksten, namelijk op MattheUs 22:30 en op Marcus 12:25.
IN DE HEMEL NIET GESLACHTLOOS
De Here Jezus zegt in deze beide Schriftgedeelten, dat wij in de hemel aan de engelen gelijk zullen zijn, dat wil zeggen, dat daar geen huwelijk zal wezen:
„Immers in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zullen zijn als engelen in de hemel” (Mattheus 22:30 ).
Deze tekst heeft in geen enkel opzicht iets te maken met het geslacht van de engelen. Het zegt ons niets over het geslacht van de engelen, noch over dat van de opgestane gelovigen. Wat de Here Jezus zegt, gaat over het feit, dat in de opstanding mannen en vrouwen niet trouwen, zoals ook de engelen niet trouwen. Betekent dit, dat we met ons opstandingslichaam geslachtloos zouden zijn? Welnee, we zullen nog steeds mannen en vrouwen zijn, zoals God ons in den beginne schiep, maar er zal geen huwelijk meer zijn. Wij zullen onze persoonlijkheid niet kwijt raken, wanneer we naar de hemel gaan, maar wij zullen zondeloze, volmaakte persoonlijkheden zijn.
Evenmin betekent de uitspraak van de Here Jezus, dat wij „als de engelen in de hemel” zullen zijn, DAT WIJ ENGELEN ZULLEN ZIJN. Wij zullen geen geesten zonder lichaam zijn, maar herrezen gelovigen, met verheerlijkte, zichtbare, tastbare lichamen, precies zoals het lichaam van de Here Jezus was ná Zijn opstanding (Philippenzen 3:21 ). Wij zullen ALS de engelen zijn in deze zin, dat we niet trouwen noch ten huwelijk worden gegeven. Voordat u nu weer gaat beweren, dat engelen geslachtloos zijn, probeert u dan eerst eens voor uzelf een verklaring te vinden, hoe zij tot het plegen van hoererij konden komen en vreemd vlees achterna konden gaan ( Judas vers 6 en 7). Hoe gemakkelijk houden wij vast aan eenmaal gevestigde indrukken.
Als gevolg van het feit, dat de heilige engelen van God niet trouwen, omdat alle engelen mannelijk zijn, neemt het aatal engelen niet toe. Er is dus geen vermeerdering van engelen. Allen werden geschapen; zij zijn niet geboren. Als alle engelen tegelijkertijd zijn geschapen, dan zijn alle engelen even oud. Er zijn echter een aantal heilige engelen van God afgevallen, want velen van hen stonden tegen God op en werden uit de tegenwoordigheid van God verbannen en bestemd voor de eeuwige hel. Er is dus GEEN TOENAME van engelen.
Omdat engelen niet trouwen, zijn er ook geen babyengelen. Die vrolijke Kerstkaarten met kleine babyengelen vliegend over de kribbe vinden geen enkele grond in de Bijbel. Er is zelfs geen enkel bewijs te vinden, dat er engelen in de stal waren. Toch staan op heel wat schilderijen niet slechts engelen met vrouwengezichten, maar ook ontelbare engelen in kindergedaante.
Ook lezen wij niet, dat de engelen vleugels hebben waarmee ze vliegen. De cherubs en de serafs hebben vleugels, maar zij behoren tot een geheel andere groep van geestelijke wezens. Hoe het ook moge zijn, het maakt in werkelijkheid geen verschil en het geeft geen enkele grond om te geloven, dat wij in de hemel vleugels zullen hebben! Dit bijgeloof spruit voort uit de gedachte, dat wij daar engelen zullen zijn, maar daar is geen woord van waar. Van zeer vrome mensen wordt wel eens gezegd: „Hij is al bezig zich vleugels aan te meten”. Dwaasheid! We zullen geen vleugels nodig hebben bij onze verheerlijkte lichamen, evenmin als de Here Jezus vleugels nodig had om naar de hemel op te varen. Inplaats van engelen te zijn, zullen wij de engelen oordelen! (1 Corinthe 6:3 ). De engelen zelf zijn onze dienaren (Hebreeën 1:14). Wij zullen de Here Jezus vergezellen als Hij komt om de „uitverkorenen te verzamelen” uit de vier windstreken der aarde (Mattheus 24:31). De engelen Gods worden „zonen Gods” genoemd in Job 38:7. Wij worden „kinderen Gods” genoemd ( Johannes 1:12; Romeinen 8:14; 1 Johannes 3:1 en 2). Doch er is een groot verschil. De engelen zijn door hun schepping „zonen Gods”. Wij zijn „kinderen Gods” door een tweede geboorte, en werden zó een nieuwe schepping. Beide groepen behoren echter tot Gods huisgezin. Wat een heerlijk vooruitzicht wacht Gods kinderen. Als wij met verloste lichamen zullen zitten aan Zijn tafel, dan zullen Gods heilige engelen ons bedienen. Als uw leven soms droevig en eenzaam schijnt en uw werk voor de Heer zo zonder vrucht, vraag dan aan God u de ogen te openen voor de heerlijke, wondervolle toekomst, die u wacht. Als wij de hemelse legerscharen die ons omringen konden zien, die ons helpen om Gods doel in ons leven te volvoeren, wel, dan zouden wij weer moed vatten.
In 2 Koningen 6 staat, dat Elisa zich met zijn knecht verborgen had in de stad Dothan. De koning van Syrië kwam met een groot leger naar deze open stad. ’s Nachts omsingelden ze Dothan en toen Elisa’s knecht ’s morgens om zich heen keek, zag hij een geweldig Syrisch leger, tot de tanden gewapend, klaar om de stad aan te vallen en hem en zijn meester gevangen te nemen. Toen hij die niet te tellen massa soldaten zag, dacht hij dat de situatie hopeloos was en hij riep tot zijn meester:
„Ach, mijnheer! Wat moeten wij doen?” (2 Kon. 6:15)
Let nu op het vreemde antwoord van de profeet:
„Vrees niet, want zij die bij ons zijn, zijn talrijker dan zij, die bij hen zijn” (2 Koningen 6:16).
Elisa’s knecht keek, maar zag slechts de legermacht van de Syriërs. Toen bad Elisa en zei:
„Here, open toch zijn ogen, opdat hij zie. En de Here opende de ogen van de knecht en hij zag en zie, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa. (2 Koningen 6:17)
Ja, konden wij de hemelse legerscharen ook maar zien aan wie God orders heeft gegeven om Zijn kinderen te beschermen, en die niet zullen toestaan, dat ons iets overkomt, behalve de dingen, die goed voor ons zijn. Dan zouden we nieuwe moed vatten. Dit moet David hebben bedoeld, toen hij zei:
„De Engel des Heren legert Zich rondom wie Hem vrezen, en redt hen”. (Psalm 34:8).
Dit betekent niet, dat wij in ons leven nooit moeilijkheden zullen hebben of beproefd zullen worden. Evenmin zullen ons lijden en verzoeking worden gespaard. Integendeel, de Heer heeft beloofd:
„In de wereld zult gij verdrukking hebben” ( Johannes 16: 33). Maar alles wat ons overkomt, geschiedt onder Gods toelating en heeft een doel, zodat „alle dingen medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben” (Romeinen 8:28). ALLE DINGEN, dat sluit in zowel tegenspoed als voorspoed; ziekte zowel als gezondheid, DOOD zowel als LEVEN. En God heeft een engel, d.w.z. een beschermengel, opdracht gegeven om erop toe te zien, dat deze bedoeling voor ons welzijn wordt bereikt. Let u er goed op, dat Psalm 34:8 niet zegt, dat wij voor moeite zullen worden gespaard, maar dat wij eruit zullen worden bevrijd. De Bijbel zegt niet: „Ik zal u voor moeite bewaren”, maar er staat wel:
„Roept hij Mij aan, Ik zal hem antwoorden; Ik zal in de benauwdheid bij hem zijn, Ik zal hem uitredden en tot ere brengen” (Psalm 91:15).
Dit betekent niet, dat wij bevrijd zullen worden van moeiten, die er NU zijn, maar dat wij uiteindelijk voor alle eeuwigheid zullen worden gered uit de duisternis van de hel. Denk aan de bestemming der goddelozen. Zij komen, zoals de Here Jezus zegt, in een plaats van eeuwige rampzaligheid, waar de worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgedoofd; waar de verlorenen hun tongen zullen kauwen en hun tanden zullen knarsen in een poel van vuur, die bereid is voor de duivel en zijn engelen! Denk daar eens over na, kind van God, dat zo moet lijden. Als uw levenspad moeilijk schijnt en donker, en er geen spoor van uitkomst te zien lijkt, denk dan aan datgene, waarvan u voor eeuwig gered bent. Herinner u Zijn belofte, dat, hoe zwaar uw last ook is, Hij u niet zal verlaten.
„Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij er tegen bestand zijt” (1 Corinthe 10:13) .
Let op de laatste zin: „zodat gij er tegen bestand zijt”. Het is geen ontvluchten, MAAR een in staat zijn het te dragen. Hij zal Zijn engel zenden om toe te zien, dat u er DOOR ZULT KOMEN. Vat moed, kind van God. Er is geen overwinning zonder strijd, geen kroon zonder kruis, geen beloning voor overwinnaars zonder iets, dat men overwonnen heeft.
Moge God u de ogen openen om de bergen te zien, die vol zijn met paarden en wagens om Zijn kinderen te verdedigen. Zie uit naar de toekomstige beloning, want als u geduldig lijdt voor Christus, zult u in staat zijn om met Paulus te zeggen:
„Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons “geopenbaard zal worden” (Romeinen 8:18 ).
Worden sommige van de ontelbare planeten in het heelal bewoond door levende wezens? Is er leven op Mars, Jupiter of Venus? Kunnen wij ons voorstellen, dat God de myriaden hemellichamen gemaakt heeft als kille, levenloze logge massa’s materie?
Menselijk begrip en verstand zeggen: Neen! Maar waarom spreekt de Bijbel niet over deze dingen? Waar is de hemel? Waar wonen de engelen? Misschien zullen we eens een antwoord krijgen op deze vragen. De aarde is maar een heel kleine planeet, ruim twaalfeneenhalf duizend km in doorsnee. Onze naaste buur, de maan, staat een kleine 400.000 km van ons vandaan. Onze volgende buur is Mars, zo’n 60 miljoen km van ons af. Dan volgen er nog een aantal planeten op een afstand van vele miljoenen kilometers. Zie Het Bijbels wereldbeeld.
Zijn we dan aan de grens? Geen sprake van! Als we dan over afstanden gaan praten, hebben we er geen gewone getallen voor. Hoe ver wij ook kunnen zien, we ontdekken alleen maar sterren en nog eens sterren.
Boven dit alles is God en is de hemel. Al is het dan heel zwakjes, we kunnen Davids gevoelens enigszins begrijpen, als hij zegt: „Als ik Uw hemelen aanschouw, de maan, de sterren, die Gij bereid hebt, wat is de mens?”
(Psalm 8.4).
WAT IS DE MENS?
Luister naar de vraag van David: „Wat is de mens?” Hoe kwam David er bij dit te vragen? Wel, het was het resultaat van zijn opblikken naar de hemelen. Als hij aan die ontelbare planeten denkt, dan zegt hij bij zich zelf: „Wat is het toch geweldig dat God onder al die andere schepselen nog denkt aan de mens, die op een van de allerkleinste planeten van het heelal woont. Wat is de mens, dat God aan hem zou denken te midden van al die ontelbare legers in het onmetelijke heelal?” Laten wij ons afwenden van de vraag, of de mens al of niet het enige schepsel in dit heelal is. Laten wij niet meer piekeren over de vraag, of er ook op andere planeten leven mogelijk is. Laten wij ons liever bepalen bij het wonder, dat God belang in ons stelt.
Welke andere wezens er al of niet leven op andere planeten, wij weten, dat de mens naar Gods beeld werd geschapen Dat is de Here Jezus Christus, wij zijn Adamieten! Dat hij werd gemaakt tot speciaal voorwerp van Zijn liefde, en dat God de hemelse scharen der engelen ten dienste stelde van de aardbewoners.
Omdat de hemel BOVEN DE STERREN IS en daarom een plaats heeft buiten de grenzen van het heelal, moeten de engelen bij hun gaan van de hemel naar de aarde en omgekeerd al die ontelbare hemellichamen passeren. Om de boodschappen van God naar de mensen op aarde te brengen, moeten zij door al die hemelsferen heen. Onderbreken zij hun reis dan wel eens op een of andere ster? Wonen zij misschien daar ergens? Zijn daar ook wezens die ze moeten helpen?
Interessante vragen; al kunnen wij ze niet beantwoorden. Toch mogen we enkele dingen leren van hun heen en weer reizen tussen hemel en aarde.
ZE ZIJN SNEL
Eén ding is ons wel duidelijk, dat engelen zich verplaatsen met een snelheid, die groter is dan die van het licht.
De engelen, die Abraham ontmoette en die Lot uit Sodom leidden, kwamen rechtstreeks uit de hemel. Mozes ontving de tafelen der wet, die God met eigen vinger in de hemel had geschreven. Deze tafelen werden Mozes door engelen overhandigd ( Galaten 3:19).
Hoewel zij de wereldruimte in een oogwenk kunnen doorkruisen, kan toch hun snelheid worden verminderd en kunnen zij worden opgehouden.
In Daniël 10 werd de machtige engel, die naar Daniël onderweg was met een boodschap van God, opgehouden door een gevallen engel, die zich de vorst van Perzië noemde. Deze hield de eerstgenoemde engel tegen en belette hem 21 dagen om zijn bestemming te bereiken, totdat de aartsengel Michaël hem te hulp kwam (Daniël 10:13 ).
De engelen .zijn machtig, ze zijn echter niet almachtig. Zelfs Michaël, de aartsengel, was niet de gelijke van satan in de strijd om het lichaam van Mozes (zie Judas 9).
Engelen zijn buitengewoon wijs, maar zij zijn niet alwetend. Het bijeenvergaderen van de gemeente als bruid van Christus in deze bedeling, was voor de engelen een verrassing, een verborgenheid, waarin zelfs engelen begeren een blik te slaan (1 Petr. 1:12 ).
Omdat ze schepselen zijn, zijn al hun eigenschappen begrensd. Zij beschikken niet over bepaalde goddelijke eigenschappen, die God Zelf bezit.
Wat hun kennis betreft, zijn zij net als wij, afhankelijk van de goddelijke openbaring. Zij begrijpen Gods reddingsplan niet en weten ook niet, zoals de Here Jezus Zelf zegt, de tijd van Zijn wederkomst (Matth. 24:36).
Hoewel de engelen ten tijde van Christus’ wederkomst buitengewoon aktief zullen zijn, weten zij over dat ogenblik niet meer dan wij.
Ook zijn engelen niet alomtegenwoordig. Zij kunnen net als alle schepselen slechts op één plaats tegelijk zijn. Het is zelfs voor de duivel onmogelijk om op twee plaatsen tegelijk te zijn. Hoewel engelen zich met enorme snelheid kunnen verplaatsen, weten wij toch dat zij voor hun reizen tijd nodig hebben.
HEBBEN ENGELEN LICHAMEN?
Dit is een vraag, die sedert onheugelijke tijden de theologen heeft bezig gehouden. ,Hebben engelen een lichamelijk bestaan? Bezitten zij een lichaam waarmee zij bepaalde handelingen kunnen verrichten?”
Zonder na te denken zouden de meesten van ons antwoorden: „Natuurlijk niet; engelen zijn geesten en hebben daarom geen lichamen”. De moeilijkheid echter is dit: als wij aan een lichaam denken, dan denken wij aan STOFFELIJKE, NATUURLIJKE lichamen en omdat wij alleen maar kunnen waarnemen wat stoffelijk is en niets van wat tot de geestelijke wereld behoort kunnen zien, bestaat de mogelijkheid, dat er andere vormen van schepselen bestaan.
Wij kennen een natuurlijk, een psychisch en een geestelijk terrein; maar is God ook beperkt tot deze drie vormen? Toen de Here Jezus aan Zijn discipelen verscheen, dachten zij, dat het een geest was (Lucas 24:37). De Here Jezus verzekert hen:
„…ziet mijn handen en mijn voeten, betast mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals ge ziet, dat Ik heb” (Lucas 24:39 ).
Nu is de gewone opvatting van dit vers, dat de Here Jezus gezegd zou hebben, dat een geest geen lichaam heeft, van welke aard dat ook zou zijn. Hij vertelt hun echter alleen, dat een geest geen tastbaar, zichtbaar lichaam heeft van vlees en beenderen, zoals de Here Jezus had. Hij zegt niet, dat geesten niet een andersoortig lichaam hebben, dat verschilt van een lichaam van vlees en beenderen.
HET OPSTANDINGSLICHAAM
Beschouw dit nu niet als een onbenullige opmerking, want Paulus vertelt ons, dat er lichamen zijn die niet tastbaar en niet zichtbaar zijn. Zie 1 Cor. 15:38-40, waar Paulus over de opstanding spreekt:
„Maar God geeft er een lichaam aan, gelijk Hij dat gewild heeft en wel aan elk zaad zijn eigen lichaam. Alle vlees is niet hetzelfde, maar dat van mensen is anders dan dat van beesten, en het vlees van vogels weer anders dan dat van vissen. Er zijn hemelse en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die der aardse. Er is een natuurlijk lichaam en er is een geestelijk lichaam”.
Een lichaam behoeft niet stoffelijk te zijn, waarneembaar voor de zintuigen. Het zou mogelijk kunnen zijn, dat er op de myriaden sterren in het heelal honderden soorten andersoortige schepselen wonen, die noch tot de stoffelijke, noch tot de geestelijke wezens behoren. God heeft ons hierover niets geopenbaard, dus kunnen wij er ook geen zinnig woord over zeggen, of zij wel of niet bestaan. De Bijbel bevat alleen die dingen, die wij hier op aarde nodig hebben. Als wij in de hemel zijn, zullen ons veel verrassingen geopenbaard worden, daar ben ik zeker van! Ik ben mij bewust, dat wij er slechts over kunnen peinzen hoe en wat het zal zijn. Gods wijsheid en macht zijn altijd groter dan onze gedachten!
ENGELEN HEBBEN EEN LICHAAM NODIG
Het blijkt uit de Bijbel, dat de engelen steeds in een lichaam verschijnen. Als de engelen in het Oude Testament verschenen, kwamen ze meestal in mensengedaante. Er zijn sterke aanwijzingen, dat alle engelen met een lichaam werden geschapen. Toen een aantal engelen tegen God opstonden en vielen, werden zij getroffen door de vloek van God, waarbij hen mogelijk hun lichamen ontnomen werd.
Voor zij vielen hadden zij vermoedelijk een lichaam, waarvan wij de vorm niet kennen. Nu werden zij mogelijk tot geesten zonder lichaam gemaakt, waardoor hun werkzaamheid werd geremd. Dit had tot gevolg, dat ze minder macht hadden dan daarvoor!
Om toch met hun arbeid voort te kunnen gaan, moeten zij in een ander lichaam gaan wonen. In de hof van Eden verzocht satan Eva pas, nadat hij in een lichaam was gevaren en zich had geïncarneerd in het lichaam van de slang. In Gen. 6 brachten de gevallen engelen, hier „Zonen Gods” genoemd, een ras van reuzen voort door de vereniging van deze demonische geesten met de dochters der mensen.
In het eindkonflikt der eeuwen gedurende de Grote Verdrukking zal satan zich opnieuw in een mens incarneren: de antichrist, de mens der zonde.
Zonder lichaam schijnt hij krachteloos te zijn. Tijdens de eerste komst van Christus richtte hij zijn aanval op de Here Jezus door een man, koning Herodus. Toen hij zijn laatste slag wilde slaan voer hij in het lichaam van Judas, die „duivel” genoemd wordt (Lucas 22:3 ).
De engelen hebben een lichaam nodig om hun werk te kunnen verrichten.
DEMONEN EN VARKENS
In de dagen van de Here Jezus namen de demonen veelvuldig hun intrek in de lichamen van de mensen. Zo begerig zijn deze demonen om in een lichaam te zijn, zo verlangend om zich met een lichaam te bekleden, dat een aantal demonen soms in één lichaam gingen wonen. Als wij aannemen, dat deze gevallen engelen eens zelf een lichaam hadden, kunnen wij hun sterk verlangen begrijpen om in een lichaam te wonen, waardoor zij kunnen handelen.
Een treffend voorbeeld hiervan is het verhaal van de demonische man in Gardara (Lucas 8 ). Hier vinden wij een krankzinnige, die van vele demonen is bezeten. Toen hij de Here Jezus zag, stelde deze man een vreemde vraag:
„Wat hebt gij met mij te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God?
Ik smeek U, dat Gij mij niet pijnigt” (Luc. 8:28).
De demon smeekte de Here Jezus, hem niet te pijnigen. Welk soort pijn bedoelde de demon hiermee?
Deze pijniging stond in verband met het verlaten van het lichaam van deze man. Zie vers 29: „Want Hij gaf de onreine geest bevel van de man uit te varen”. De geest moest het lichaam verlaten en zou dus weer een geest zonder lichaam zijn. De demon zei: „Pijnig mij niet”, omdat de Here Jezus de onreine geest bevolen had van de man uit te varen. (Luc. 8:29).
Toen de demonen in de gaten hadden, dat de Here Jezus hen zou gaan uitwerpen (ze waren met velen) en begrepen, dat het lichaam, waarin ze woonden, hun zou worden ontnomen, deden zij een vreemd verzoek. Zij vroegen toestemming om in de lichamen van de varkens te mogen varen. Dit verkozen zij boven het zonder lichaam in de diepte te moeten verzinken.
„Nu werd op de berg een talrijke kudde varkens gehoed; en zij smeekte Hem dat Hij hun zou toestaan daarin te varen.
En Hij stond het hun toe” (Luc. 8:32).
Demonen hebben lichamen nodig om werkzaam te kunnen zijn. Vandaag is dit nog zo. Ook al komt bezetenheid in onze tijd niet zo vaak voor zoals in de dagen van de Here Jezus, satan en zijn trawanten gaan echter nog steeds door met hun boze arbeid door bezit te nemen van lichamen van mensen. Hij werkt zijn plannen uit via zondige mensen; ongelovigen, valse leraars en predikers, die de waarheid van Gods Woord aanvallen en zelfs de gelovigen vervolgen. Ik heb persoonlijk nog nooit een demon gezien, toch heb ik ze vele malen ontmoet in mensen, die werkelijk bezeten waren van boze geesten.
Ik herinner me niet, ooit direkt door een demon te zijn aangevallen, maar ik heb onbeschrijfelijk geleden onder de vervolging, mij aangedaan door mensen, die van de duivel bezeten waren.
Wat moeten wij op onze hoede zijn, om niet onze lichamen ten dienste te stellen van de boze geesten. Zij zouden zelfs graag de lichamen van gelovigen willen gebruiken voor hun verderfelijke arbeid.
Ze zouden graag uw tong willen gebruiken om lasterpraatjes rond te strooien; uw oren om u in verzoeking te brengen; uw handen om u te weerhouden voor de Heer te werken; uw voeten om u op het pad der zonde te leiden.
De Here Jezus zei tegen Petrus: „Ga achter Mij, satan” (Marc. 8:33 ) want Petrus werd bedreigd door het gevaar, dat satan van zijn mond gebruik zou maken. In Lucas 22 lezen wij een ernstige waarschuwing tegen de mogelijkheid, dat satan ons zou gaan gebruiken:
„Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd u heden te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken” (Luc. 22:31, 32).
WANDEL NAUWKEURIG
Christen, wandel voorzichtig, want onze tegenstander, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw en zoekt wie hij zou kunnen verslinden. Er is slechts één manier om volledig zijn aanvallen te weerstaan. Dit is alleen mogelijk door het bloed van Christus en het WOORD.
In de grote strijd van Michaël en zijn engelen tegen satan en zijn legermachten, lezen wij, dat de gelovigen de beschuldiger van onze broeders overwonnen:
„Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis” (Openb. 12:11).
Een woord voor u, die nog geen overtuigd christen bent: De demonische machten hebben ook u op het oog. Hun speciale manier van aanvallen is: de ogen van zondaren verblinden voor het verschrikkelijk oordeel dat hen wacht.
Paulus zegt ons: „De god dezer eeuw heeft de overleggingen der ongelovigen met blindheid geslagen …” (2 Cor. 4:4).
God wil verblinde ogen openen, als u slechts in Hem wilt geloven. Er wacht een eeuwigheid. Een eeuwigheid van vreugde of van rampzaligheid, van licht of van duisternis in tegenwoordigheid van engelen of van demonen, met Christus of met satan!
De verlosten zullen de eeuwigheid doorbrengen met Christus, in tegenwoordigheid van de heilige engelen, in een toestand van onuitsprekelijke gelukzaligheid. De verlorenen zullen de eeuwigheid moeten doorbrengen in duisternis, die bereid is voor de duivel en zijn engelen. U kunt nu kiezen, bij wie van beiden u in de eeuwigheid wilt zijn.
Wie kiest u? Zal uw keuze Christus of satan zijn?
Dit is het vierde en laatste hoofdstuk waarin wij schrijven over de engelen van God. Wij zagen reeds, hoe de engelen hun dienst in opdracht van God verrichten. Ook zagen wij, hoe zij de mens begeleiden van zijn geboorte tot aan de poort van de hemel. Zij worden immers dienende geesten genoemd, uitgezonden ten dienste van hen, die de zaligheid zullen beërven. (Hebr. 1:14)
ENGELEN DIE ONS BESCHERMEN
Als de hulp van engelen ons in ons leven niet ten dienste stond, dan zouden wij spoedig het slachtoffer worden van onze vijand, de duivel.
Hij gaat rond als een brullende leeuw en zoekt wie hij kan verslinden.
Maar God zendt zijn engelen om ons steeds te beschermen. Heel ons leven door schijnt dat voortdurend het geval te zijn.
Toen God op het punt stond de steden Sodom en Gomorra te vernietigen, zond hij zijn engelen om Lot en zijn dochters te waarschuwen ten einde ze veilig uit de stad te leiden. Toen Daniël in de leeuwenkuil was, werd hij beschermd door engelen. Daniël zelf getuigt hiervan:
„Mijn God heeft zijn engel gezonden en de muil der leeuwen gesloten . . . .” (Dan. 6:23).
Toen Petrus in de gevangenis zat (Hand. 12 ), was het een engel, die hem bevrijdde.
De apostelen in Hand. 5 werden uit de gevangenis gehaald door een engel, want:
„. . een engel des Heren opende des nachts de deuren van de gevangenis en leidde hen naar buiten . . . (Hand. 5:19).
Wat een troostvolle zekerheid om te weten dat, hoewel onzichtbaar voor onze ogen, God om ons heen zijn hemelse beschermers heeft geplaatst, die ons op de weg door dit leven begeleiden.
Wij moesten er meer van overtuigd zijn, dat wij hemelse legerscharen engelen tot onze dienst hebben, dan zouden wij minder op onze eigen macht en inzicht vertrouwen. Kon een volk maar inzien, dat, als wij ons vertrouwen op Christus stelden, alle vijandelijke legers ondergeschikt zouden zijn aan de engelenmachten die om ons heen zijn. O, waren wij er maar van overtuigd, dat de wapenen van onze strijd niet vleselijk, maar geestelijk zijn (zie 2 Cor. 10:4).
ENGELEN ZIJN GEINTERESSEERD IN ONS BEHOUD
Gods engelen hebben zowel belangstelling voor onze redding als voor ons welzijn hier op aarde.
Hoewel engelen uit eigen ervaring nooit de vreugde van het gered zijn kunnen weten, hebben zij toch grote belangstelling in de redding van zondaars.
Zij jubelen als een mens zich bekeert en zich tot Christus wendt.
„…Er is blijdschap bij de engelen Gods over één zondaar die zich bekeert” (Luc. 15:10).
Herhaaldelijk horen wij de tegenwerping, dat wat ons over engelen wordt verteld, niet voor vandaag is.
De bijzondere activiteit der engelen was zo beperkt tot het Oude Testament, dat wij in onze tijd niet dezelfde manifestaties kunnen beleven.
Het Nieuwe Testament is echter ook vol van mededelingen over dienende engelen.
Philippus werd door een engel geleid om de moorman uit Ethiopië te ontmoeten ergens op de weg naar Gaza (Hand. 8:26-40).
Cornelius, een zoeker naar de waarheid, die in Caesaréa woonde, kreeg bezoek van een engel, die hem opdracht gaf boodschappers naar Petrus te zenden, opdat die hem de weg des behouds zou verkondigen (Hand. 10:1-48). Toen Paulus naar Rome reisde, was het een engel, die hem van een behouden aankomst verzekerde (Hand. 27:23, 24 ). Het is waar, dat engelen nu niet meer verschijnen in een zichtbare, tastbare vorm, zoals zij dat oudtijds deden, maar dit heeft een reden.
Vandaag hebben wij de volledige openbaring van God in het Nieuwe Testament, waaruit wij de boodschap van God voor ons kunnen vernemen.
Dit maakt de bijzondere dienst van engelen minder noodzakelijk, maar niettemin zijn ze nog altijd aanwezig.
Er staat in de Bijbel, dat de engelen aanwezig zijn in de samenkomsten van de gelovigen, als zij de Heer loven en prijzen. Wanneer er gesproken wordt over de plaats van de vrouw in de samenkomsten der plaatselijke gemeente en over haar gedrag daar, dan lezen wij, dat de vrouwen een hoofddeksel moeten dragen vanwege de engelen, d.w.z. vanwege de tegenwoordigheid van de engelen (1 Cor. 11:10; zie ook 1 Cor. 4:9).
De engelen zijn dan blijkbaar aanwezig om er op toe te zien, hoe trouw en schriftuurlijk wij Gods voorschriften naleven. Zouden zij misschien ook aantekening houden van wat er in de samenkomsten besproken wordt?
Het hoogtepunt in de omgang van de engelen met Gods kinderen komt aan het einde van ons leven.
In dat ogenblik zullen wij hen inderdaad het meest nodig hebben.
Als de Heer niet heel spoedig weerkomt, dan zullen velen van ons, misschien wel allen, de vallei des doods moeten passeren om ons hemels tehuis binnen te gaan. Zie: De Opname der Christenen
Hoewel de Here Jezus de prikkel des doods heeft weggenomen blijft de dood niettemin onze vijand.
Er bestaat niet zoiets als een „natuurlijke” dood, alsof die bij ons menselijk bestaan hoort, want de mens is geschapen te leven en niet om te sterven.
De dood is het gevolg van de vloek en zonder Gods genade is hij een griezelige toeschouwer.
Hoewel voor de gelovige de dood beroofd is van veel van zijn verschrikkingen, is het evenzo waar, dat hij bescherming nodig heeft voor het laatste deel van zijn levensreis. Als een kind van God sterft, zal zijn lichaam worden begraven en tot stof terugkeren. Onthoud echter goed, dat de ziel geest de lange reis naar de hemel moet maken.
Paulus zegt: „Wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen (2 Cor. 5:8).
Op het ogenblik, dat de ziel het lichaam verlaat, gaat zij naar de hemel.
Omdat de hemel boven de aarde is, moet de ziel op weg naar de hemel alle sferen passeren.
De atmosfeer rondom de aarde is de verblijfplaats van de duivel en zijn demonen. Zie Het Bijbels wereldbeeld.
Hij wordt in de schrift genoemd „de overste van de macht der lucht” (Eph. 2:2).
Als onze ogen dat zouden kunnen zien, dan zouden wij ongetwijfeld de lucht gevuld zien met deze geesten, die vijanden zijn van Christus en van Gods kinderen.
Als satan in staat was de engel uit Daniël 10 drie weken lang tegen te houden, toen deze met zijn boodschap op weg was naar de aarde, dan kunnen wij ons de tegenstand indenken die een gelovige zou ontmoeten.
Maar Christus heeft de weg door satans domein doorbroken. Toen Hij naar de aarde kwam, ging Hij dwars door satans gebied, vergezeld van hemelse legerscharen.
Toen Hij terug keerde ging Hij opnieuw dwars door de woonplaats der demonische horden, die Hij links en rechts uiteen joeg, terwijl Hij ze verstrooide als gevolg van de glorieuze overwinning der opstanding.
Op deze wijze heeft Christus de weg naar de hemel geopend dwars door satans gebied.
Nu is voor ons de weg vrij en hebben wij een escorte van engelen naar de hemel.
Het is satans laatste kans een kind van God aan te vallen, als de ziel het lichaam verlaat en opvaart naar Gods tegenwoordigheid.
Maar God zal Zijn vijand niet toestaan om zijn laatste aanval te ondernemen, want engelen zullen de ziel veilig thuis brengen.
Als dat hemelse leger er niet was, dan zouden de gelovigen de hemel misschien in het geheel niet kunnen bereiken.
LAZARUS EN DE ENGELEN
Vóór de dood van de Here Jezus aan het kruis op Golgotha, ging de ziel van de gelovige na zijn dood naar BENEDEN en niet OMHOOG! Hij ging naar het dodenrijk ( dat in het Hebreeuws sheool en in het Grieks hades genoemd werd). Vóórdat de Here Jezus volledig betaald had voor de zonde op Golgotha, kon niemand nog de hemel binnen gaan.
Lazarus, die stierf vóórdat de Here Jezus de schuld aan het kruis betaald had, ging dus ook naar het dodenrijk. Hoe kwam hij daar?
„Het geschiede, dat de arme stierf en gedragen werd door de engelen in Abrahams schoot” (Luc. 16:22).
GEDRAGEN door de engelen. Niet vergezeld door de engelen, maar gedragen. Welk een ervaring voor een man, die als bedelaar gelegen had aan de poort van een rijkaard. Nu werd hij gedragen door de engelen. Wat zouden wij die stoet graag hebben willen zien!
God zorgde niet slechts voor één engel, maar voor meerdere engelen om Zijn kind thuis te halen!
Nu, na de opstanding van de Here Jezus en na Zijn hemelvaart is dit alles nog veel heerlijker geworden. Als nu een kind van God sterft, gaat hij niet naar het dodenrijk, maar naar de hemel omhoog.
Toen de Here Jezus naar de hemel terugkeerde, nam Hij alle gelovigen die toen in het dodenrijk waren met Zich mee. Hij nam Zijn overwinningsbuit mee! (Eph. 4:8-10 ). Nu Hij overwonnen heeft, mogen de gestorven gelovigen direct delen in Zijn overwinning. De toegang tot God is vrij en direct gaan de gestorven gelovigen uit het Oude Testament met de Heer mee de hemelse heerlijkheid binnen.
Vanaf dat moment gaat de gelovige als hij sterft niet naar het dodenrijk, maar naar de hemel. Zegevierend reist hij door de verblijfplaats van de demonen ( de lucht ).
Hij zal zijn Koning in al Zijn schoonheid ontmoeten.
Wij lezen in onze kranten, van de geweldige ontvangsten die vaak koninklijke gasten ten deel vallen.
Wat een gezicht, al die hoogwaardigheidsbekleders in mooie auto’s, muziekkorpsen, keurig in gelid marcherende militairen, wapperende vlaggen en nog veel meer.
Maar dat alles is niets, vergeleken met de thuiskomst van een kind van God, niets in vergelijking met het sterven van een gelovige.
Naar HUIS gaan, deze aardse tent verlaten, losgemaakt van de banden der stof, vrijgemaakt te zijn, vaarwel te zeggen tegen alle sterfelijkheid en omringd door de hemelse legers van engelen, door hen gedragen te worden, hoger, steeds hoger onder het overwinningsgeroep van de verlosten, die reeds in de hemel zijn, verwelkomd te worden door de ontelbare rijen engelen en dan — Glorie, Halleluja — voorgesteld te worden aan de Koning en Hem te horen zeggen: „Welkom thuis, Mijn kind!”
Werkelijk, als men hieraan denkt, dan kan men met Paulus uitroepen:
„Dood waar is uw overwinning?
Dood, waar is uw prikkel?” (1 Cor. 15:55).
IS DIT STERVEN ?
U vraagt mij: Is dat een beschrijving van wat sterven werkelijk is?
Onderzoek de Schrift mijn vriend, want daarin leest u precies hoe een gelovige sterft.
Het lichaam kan lijden, maar het scheiden wordt een overwinning, doordat wij de verzekering hebben elkaar weer te zullen ontmoeten.
Als wij sterven, laten wij hier een aantal vrienden achter, om er duizend maal meer in de hemel te ontmoeten. Sterven wordt dan een deur in het donker, die als ze open gaat, ons het eeuwige licht binnenleidt.
Is dit voor de gelovige sterven? Zijn wij hier nu zo bang voor? Inderdaad, mijn vriend, sterven kan iets schoons zijn. Ik heb dat al heel wat keren gezien. De grootste overwinningen, die ik ooit heb gezien, waren aan het sterfbed van gelovigen.
Geen wonder, dat de Bijbel zegt: „Hoe kostbaar is de dood van de Zijnen” (Ps. 116:15 ). David had het licht aan de overzijde van het graf gezien, toen hij getuigde:
„Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad” (Ps. 23:4).
Bent u bang voor het onontkoombare afscheid? De gelovige behoeft geen vrees te koesteren voor de dood. Het is in werkelijkheid het sterven, waarvoor wij bang zijn, niet voor de dood. Wij vrezen de scheiding, niet de ‘ontmoeting.
Als wij eens allemaal zouden kunnen worden weggenomen zonder te sterven, zoals dat gebeuren zal, als de Here Jezus komt, dan ben ik er zeker van, dat geen enkel goed onderwezen kind van God er bang voor zou zijn.
Het resutaat is echter hetzelfde, of men nu sterft of bij de opname der Gemeente zal behoren. Het zal de grote hereniging zijn.
Misschien nadert u het einde van de aardse reis. Beschouw de ervaring van uw gaan door de vallei des doods niet als een afscheid, maar als een aankomst. U gaat naar huis! Spoedig zult u de zachte voetstappen horen van de hemelse afgezanten, die u zacht zullen opnemen, uw aardse banden zullen los maken, u omhoog dragen, omhoog, voorbij zonnen en sterren en sterrenstelsels, het „heerlijke Vaderhuis binnen met zijn vele woningen”.
En dan voor altijd bij Hem, terwijl de engelen voor u zorgen, totdat wij terugkeren om ons nieuwe lichaam te ontvangen bij de Here Jezus’ tweede komst.
Wat een heerlijkheid zal dat zijn. Is dit de betekenis van de dood? Ja, voor de gelovige is de dood de overwinning over de dood. Hoe wonderbaar, als de Here Jezus zou komen en wij allen tegelijk zouden gaan. Maar als Hij nog niet komt, wat een wondervolle voorziening heeft Hij dan voor ons getroffen. Er mag komen wat wil, het is altijd goed! Of wij leven of sterven, wij zijn des Heren! (Rom. 14:8).
Als wij van Hem zijn, dan kan niets ons kwaad doen, de dood niet en het leven niet; mensen noch demonen.
Niets kan ons scheiden van de liefde van Christus.
Ik weet niet wanneer mijn Heer weerkomt Of waar ik Hem begroet. Of dat ‘k moet sterven, voordat ik Hem in de lucht ontmoet? Maar ik weet in Wien ‘k geloofd heb En ben verzekerd, mijn Heer is machtig Dat Hij het pand, Hem toevertrouwd, Tot die dag bewaart voor mij.
„Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here” (1 Corinthe 15:58).
0 notes
Photo
Biblical Scene, perhaps the Prophet Elijah Visited by an Angel by Ferdinand Bol, Museum of the Netherlands
Bijbelse voorstelling, wellicht de profeet Elia bezocht door een engel.
https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/SK-A-1937
18 notes
·
View notes